vrijdag 2 augustus 2019
Hop over de sofa
Hop over de sofa
Remco Ekkers
Pop
Zij geeft zich niet
nooit als een lappenpop
hop over de sofa.
Krijgt, maakt of neemt ze
een kind?
Krijgen lijkt het beste
van de omstandigheden
het toeval, noodlot
zin misschien.
Hoe dan als het stikt
dood blijft in de wieg
of al groter van het balkon
hop over de rand.
In je armen
met rimpels
net zo toevallig
als een vogel.
Aanslag
Van het meisje van zestien jaar
zijn dit de bommen, kijk er naar
zegt ze, voor ik ze laat ontploffen
hier in Damaturu bij het busstation.
De bedelende kinderen en pindaverkopers
zullen met mij sterven en opgaan
in het paradijs dat Boko Haram
mij heeft beloofd; wat moet ik nog?
Onteerd, beroofd van alles wat me lief was
wat moeten de bedelaartjes verwachten
of die anderen die hier proberen te leven?
Ik ga ze verlossen: nu trek ik aan het koord.
Wraak
Ze leggen je dwars op het grote mes
en slaan met plezier je lichaam stuk
gooien afgehakte benen en armen in
een zwart gat, zo zwart dat het einde
niet te zien is; denken dat ze heilig zijn.
Dat zij het volste recht hebben om jou
te gebruiken voor hun wraak
in opdracht van hun heer
die altijd gelijk heeft en hen voedt
al was het met dood, nog bloedend vlees.
Als konijnen, hazen...
Je hoort een moord voor je hem ziet
neergeschoten, liggend in modder, bloed.
Een kreet uit een raam van de weduwe
zonder middel van bestaan. De regen
stuitert op het lichaam, zeven en dertig
geworden, neergeschoten door een man
achterop een motorfiets, onbekend.
Elders in de stad op een trottoir
tussen de rails van een tram
vlak voor een jongensschool
naast een eettent, op een matras
in een slaapkamer, op een sofa.
Soms een meisje van zeventien
naast haar vriend, neergeschoten
naast haar pop, bebloede pop.
Ook wel een gevallen motorfiets
samen met bestuurder en bijzitter
korte paarse broek, zijn hoofd
in scherven, op asfalt, glanzend.
De baas van het land heeft gezegd:
schiet ze neer als konijnen, hazen.
Sommige hoofden van lijken
omwonden met plakband
soms een karton met zwarte tekst
‘afgestraft’, neergesmakt als vuile was.
Hitte
Bij het verzamelpunt komt hij gewond
liggend op de zwarte motorkap
zijn hoofd op het bebloede been van de ander.
Anderen komen strompelend, uitgeput
in de hitte en vallen in de armen
van mensen die hen opvangen in het puin.
Weer anderen zijn zo vermagerd
dat de broekriem vier nieuwe gaten
kreeg, andere gaten dan in hun broek.
Anderen zijn in bomkraters gegooid
of gewoon op straat neergeschoten
ze zeiden ja of nee, elk antwoord fout.
Er was een vrouw met een baby
die een bomgordel om had, nog even
een jongen wacht tot hij het lijk
van zijn zuster kan ophalen
dat al dagen ligt te wachten
op liefdevolle handen, in de hitte.
Stremming
Toen ik met je praatte in het sleetse landhuis
wist ik je gevangen, maar kon niet helpen
alleen herkennen wat voor en achter de grens
hetzelfde was: schurft, lafheid, ogentroost.
Veel later vond ik je terug, de deur stond open.
Terwijl je vertelt hoe de honden verdwenen
zie je plotseling wat ik zie: het stremmen
bij je pols. Het enige wat je bereikte
was niet het vrije leven. Je grijnst om mijn blik
en zwijgt, terwijl je de mouw van je dun geworden
vest steels naar beneden schuift.
Elbe bij Dömitz
Nu kijken naar het woelende, stromende water
met de flikkeringen van licht tussen het duister.
Aan de overkant was het leeg, maar vrij, hoe
zou je daar moeten komen zonder brug of veer?
Hij zwom in een blauwachtig hemd, korte broek
nagels geklemd om een pakje op zijn hoofd.
Hij zwom met één hand, wist te weinig van de stroom.
’s Ochtends werkte hij nog in de bakkerij.
’s Middags at hij het verse brood met kaas en vlees.
’s Avonds sloop hij naar het water, op gympen.
Haalde diep adem, zwom met open mond, tot
de stroom hem greep en hij worstelend werd gezien
door soldaten op een boot die hem overvoeren.
Boven hem vloog een reiger naar het oosten.
De Elbe stroomt maar door, nu in het licht van de zon
op weg naar het westen, zo lang het duurt.
Schuld
U hebt geen schuld zegt
de dochter tegen de moeder.
Die komt nog, later, als u
vader in bad laat gaan.
Broertje, je moest je vader wreken.
Zusje, je ging mee zonder verzet.
Steelt nectar en ambrozijn
slacht zijn zoon als spijs voor de goden.
Belofte maakt schuld, dacht Jephta
toen zijn dochter op hem afsprong.
Wie geselt een jonge slavin
in opdracht van zijn meester?
Zij stopt glasscherven in de zak
van de jas van haar pianojuf.
De kapitein springt in de sloep
laat de passagiers in het schip.
Geef ons heden, vergeef ons
zoals ook wij vader, moeder, kind.
Vragen aan Sila, de Heer
Maar die kleine jongen... Was het een jongen?
Die ons na al die eeuwen aankijkt
Met zijn holle ogen, ingepakt voorgoed
In ringelrob, leren koord om zijn hoofd
Het lusje losgeschoten in een frivole krul.
Wenkbrauw, wimpers vragend omhoog.
De baby gaat kapot als we hem uitkleden.
Laat hem naast zijn moeder liggen
Tot in alle eeuwigheid. Maar waarom
Moest hij geboren worden? Niet dat de kou
Zo erg was, maar waarom mocht hij
Weinig licht zien op weg naar de lage hemel?
Dood uitzicht op Uummanaq, een kom
En een nap binnen bereik, zijn naamziel
Bleef nog even bij hem onder de stenen
Tot een andere jongen zijn naam kreeg.
Hij kroop onder een lange strook dierenvel
Op weg naar het rijk onder de zee.
Bewegen
Leven op aarde was niet het doel
we beklimmen bijvoorbeeld de Obergabelhorn
langs de zuidkant kale rotsen
stijgijzers aan in de sneeuw boven
pikhouweel kruipen touwen
er is geen rechte weg
over de scherpe kant de richel
er is geen doel we zijn
opgenomen in de beweging
afgestemd op het heelal
landschap waarin we niet thuis zijn
tussen overdadige vreugde
peilloos verdriet leven en dood.
Bloeding
Hij stond aan de rand van het schoolplein
wachtte op zijn dochter, wachtte tot
zij bij hem kwam, want tussen al
die andere meisjes herkende hij
haar niet, moest zij bij hem komen
en dan herkende hij haar stem
omdat hij ooit een kleine bloeding
kreeg in dat deel van zijn hersenen
dat zorgt voor gezichtsherkenning.
Hij groette alle andere vaders en moeders
omdat hij niet wist of hij ze kende
maar de hand van zijn dochter
in de zijne kende hij heel goed.
Alle mensen die hebben bestaan...
Alle mensen die hebben bestaan
zijn vergeten op enkelen na.
Ik vraag me af waarom
ze hebben geleefd en of het van belang
was voor henzelf dat ze hebben geleefd
maar dan toch om het leven zelf
voort te duwen tot meer bewustzijn.
Er zijn plaatsen op de wereld
waar de namen van de gestorvenen
zijn gegraveerd, in steen gehakt
om ze te kunnen behouden, hoe lang nog?
Als iemand belt en zegt dat ik moet
komen, hoe ver, het maakt niet uit.
Is liefde de wijsheid van het samen
voorbijgaan, zoals alles voorbij gaat?
Het lied van de grafschenner
Hij liep tussen de graven, tilde platte stenen op
Op zoek naar ribben, wervels, schedels
Met een paar tanden, voor zijn verzameling.
Zag toen de resten van een huis, een kuil
In het hoge gele gras en dacht aan
Hoe een man en een vrouw een kind maakten.
Liet alles liggen, zat op een steen en nam
Een lange stilte in acht met het uitzicht
Op de berg, het dorp met kinderen en honden.
Inua
Zie, ik sta als een trillende snaar voor u
Raak mij aan, kalmeer mijn beven.
Bent u mijn god, ben ik uw schepsel
Of ben ik de vrouw voor haar man
De dichter voor zijn lezer?
Is dit de bestemming, het doel van mijn zingen?
Wij groeien apart samen in bewustzijn.
Doopspreuken
Het blote kind in de teil met het masker
van een oude man heft zijn armen
gespreid de handjes open ogen dicht
rust op de armen van twee mannen
die beiden baarden hebben de een
met zijn lange kale schedel kijkt
zorgzaam de ander heeft het lange
haar achter zijn oren geslagen
op de houten tafel met de teil
ligt een bundel wit papier met spreuken
een meisje kijkt vertederd met haar
oude-wijven-glimlach naar de baby
hoog op het balkon staan zij allen
overtuigd van hun gelijk gesteund
door de eeuwenoude spreuken.
Visioen
Plotseling zag ik door een open ruimte van de boekenkast
een jonge man zitten, stoïsch, met getaande huid, stil
kijkend naar voren. Hij moest ons kunnen horen praten.
Waarom had mijn gastvrouw hem niet voorgesteld?
Waarom zat hij daar zo kalm als een Indiaan
die wacht op een medestrijder die zeker komen zou?
Op zijn hoofd een muts van katoen, gebreid in spiralen,
die haar kale hoofd binnenkort moest bedekken.
Hij wachtte eenvoudig tot het niet meer nodig was.
Ludwig Boltzman
Het lijk van Ludwig Boltzman
was warm en werd koud.
Zijn warme atomen dansten hoger
en sneller dan de koude
zodat de warme atomen botsten
op de koude en warmte afgaven
wat waarschijnlijker is dan andersom
zoals Ludwig levend beweerde.
Hij werd voor gek verklaard.
Op 5 september 1906 hing hij
zichzelf op in Duino bij Trieste.
Zijn lichaam werd langzaam koud.
Lezend meisje
Ik schatte je te jong
maar je stond volwassen
te lezen in de gedichten
en je lachte om woorden
gebeurtenissen van vroeger
zoals water dat als licht
tussen de bomen hing
honden en stemmen in de diepte.
Weten +
Zijn lichaam wist het al
toen hij uit het raam keek
naar de mooie, zelfbewuste
jongeman in de tuin.
Zelf weet hij het nog niet
en hij kijkt met afkeer
hoe de ander eet en drinkt
antwoordt op vragen.
Afscheid
Zij kwam in de hal en keek
hoe ik mijn kleding aansnoerde
hoe mijn haar overeind stond
en hoe haar moeder redderde
ik keek naar haar en wist
dat ik haar nooit meer zou zien
dat ze het huis ging verlaten
kinderen kreeg van een andere man
ik stuurde mijn ordonnans naar buiten
wist dat ik haar niet mocht kussen
niet omdat ze dat niet wilde
maar omdat ik moest gaan.
Afwachtend Uit het duister kom ik, hoofd als van een Etruskische wijd uitstaande ogen, neus al in het licht mond gewelfd, vol van mededogen. Zie mijn handen, nauwelijks gevouwen op mijn buik, de jurk als van de negentiende eeuw met strikjes en ruches, licht van kleur. Ik kijk naar je, grootogig, beige ribcord. Het duizelt om mijn hoofd, maar zie, ik wacht op je, laat je komen, ik wacht af wat je doet.
Huishoudkunde
Ik ben niet in staat om mijn situatie
goed in te schatten; kan maar een klein
deel overzien; moet mijn toevlucht nemen
tot vergelijkingen, metaforen en rituelen
maar die geven niet de werkelijkheid.
De zuster schudt het bed op terwijl de patiënt
elders is; weet niet wat hij denkt
wat hij prettig vindt, al heeft zij een vermoeden.
Zij denkt dat hij weet wat hem wacht
vertaalt haar onbewuste gedachten.
De piramide van Maslow is een model.
Hij denkt dat wij ons handelen sturen
omdat we morgen en volgende week nog leven;
vergeet de prikkels van onze omgeving
hoe wij onze wereld schatten, die van onze buren.
Als de jongen een ijsje koopt, er aan likt
wordt zijn tong eerst een beetje koud.
Bij het kraken van het hoorntje weer warm.
Met het geld had hij iets anders kunnen kopen;
overziet niet zijn toekomstige behoefte.
Herdenking
Ook de manager van Albert Heyn
loopt terug naar zijn winkel
waar klanten tomaten kopen en suiker.
De glazen deuren zoeven vanzelf open.
Sommigen lopen terug van de dienst
met zwarte jurken, blote armen.
Anderen in uniformen, een schuiftrompet
onder de arm, pet op het hoofd.
Sommigen zijn dik
anderen lopen gemakkelijk.
De verkeersregelaar staat er voor niets;
groet de automobilisten hartelijk.
De jongens van de vrijwillige brandweer
lopen samen terug naar de kazerne.
Ze willen nog even napraten wie wat
heeft gezegd en of het mooi was.
Iemand sjokt voorbij en omdat het warm is
draagt hij zijn jasje over zijn schouder.
De commissaris van de koning
denkt na over de volgende vergadering.
Nu vraagt iemand de weg;
de verkeersregelaar heeft iets te doen.
Uiteindelijk is iedereen terug.
Iedereen loopt naar zijn uitgangspunt.
Tenslotte vertrekt de verkeersregelaar;
gaat naar huis, naar moeder de vrouw.
The hard problem
De geest zit niet in het lichaam
niet in het brein niet in de neuronen
niet in de moleculen of atomen
de geest is buiten
waar buiten? daar buiten!
ons lichaam is een ontvanger
van bewustzijn van daarbuiten
als ons lichaam kapot gaat
sterft ontvangt het niet meer
andere lichamen ontvangen nog wel
alle op hun eigen manier
als eekhoorn eik paddestoel
of zeeanemoon alle op hun eigen
ingewikkelde of primitieve manier
als al die zeeanemonen paddestoelen
eiken eekhoorns mensen
verdwenen zijn is er nog
het bewustzijn
op welke manier weten we niet.
Heden
achter hem een witte auto
rijdt uit beeld, waar naar toe?
de man praat tegen ons
over digitalisering en beweegt
zijn armen, handen, spreekt
met zijn handen: een zwarte
brede ring aan een vinger
links en dan weer rechts
-wisselend tussen de opnamen-
vangt signalen op en zendt
ze weer uit in de wereld
ver voorbij onze eerste taal
nog niet eens handgeschreven
hoorbaar tussen de klanken
van bomen, gras, vluchtende dieren
Voor Rogi
'Waarom schrijft iemand droge
emotieloze gedichten zonder drama?'
Dat vroeg hij zich af en hij noemde me
een soort goochelaar, een illusionist
met een vreemde act, een onzichtbaar konijn.
Geen drama Rogi, jij die zo veel drama
moest ondergaan, dat het te veel werd.
Ik zou wat geluk voor je willen goochelen
en beter: ik zou het zwarte toverdraad
weg willen blazen als vreemde vlokken sneeuw.
Misschien is er geen drama, alleen maar
raadsel, stil, wit, met oneindige vormen
ontvouwend bewustzijn, nog in het begin
langzaam groeiend, mythes overwinnend
tot een totale leegte waar we elkaar weer ontmoeten.
De vleugelnootboom spreekt
Loop naar mijn kurkstam, onder mijn takken.
Ik sta hier alleen, al zou ik met soortgenoten
een indrukwekkende laan kunnen maken.
Zie mijn hoogte, trots reik ik
naar de daken van het Rijksmuseum.
Loop naar rechts.
Hoewel ik hier wortel, kom ik van ver:
Armenië of de Kaukasus.
Hollandse winters deren mij niet:
sneeuw op mijn takken.
In de zomers een dicht bladerdak.
Tussen twee vleugels mijn vrucht.
Keer om en loop naar links.
Ik wijs je de weg. Je ziet
de wandelpaden van mijn labyrint.
Loop van mij weg. Mis je me al?
Straks loop je weer naar me toe
en zie je de veelarmigheid van mijn kroon.
Kijk naar de andere, lage beplanting.
In mijn schaduw groeit niet erg veel,
maar de buxushaagjes doen het goed.
Ga nu kwiek naar binnen en verbaas je
over wat onze ogen verstouwen kunnen
en wat handen kunnen maken:
de glans van koper, druiven, satijn, een edelsteen.
Let op de schaduw van de hand,
de handschoen en de kip van een marketentster.
Buster Keaton
Ik zag je gezicht in vijf fasen jonger worden, terwijl ik wist hoe het me je afliep, hoe je gelukkig was, in verval
raakte, maar tenslotte je gezicht in jeugd, vol verlangen naar wat je ging beleven en maken zo strak en onzeker over geluk.
En het was hetzelfde gezicht dat later getekend, omgeploegd terug kon kijken naar je eerste film toen alles voorbij was. Hetzelfde.
Miljoenpoot doet de Chinese Muur
Langzaam, sierlijk, met zijn cilindrisch lijf
Traag glijdt hij de trappen af, horizontaal
Verticaal, horizontaal, verticaal
en gratie Gods, dat is levensmoed.
Tussen toren eenentwintig en
tweeëntwintig glijdt hij naar voren.
Hij denkt niet, maar hij gaat
golfsgewijs maar zeker naar
tweeëntwintig, die hij in zijn korte
leven niet zal halen, maar hij gaat
de trappen af. Voor hem geldt geen
hoog of laag, op weg naar het einde.
Onze wereld
Waarheid is een vermoeden
een besluit met rode ogen
dat tegendruk niet uitsluit
maar atomen samenperst tot
bleke kernen die passen in een
gedeelde levensvorm.
Wij zijn twee knikkers.
Wij kunnen niet dichter bij elkaar
dan tegen elkaar aan
de grondstof voor een botsende fysica
van aantrekkingskracht tot afstoting
waarbinnen een waarheid
wordt samengesteld.
Krijgen dwazen een plaats?
Kunnen windmolens in reuzen veranderen?
Ik sta hier, als deze
onze wereld niet is, waar is ze dan wel?
Het juiste moment
Als een massa zwaar lijkt, zegt Verlinde
komt dat doordat het universum zich verzet
tegen het optillen ervan. Toch wordt de tafel
opgetild, meer leeg dan vol en komt weer
op zijn pootjes terecht, licht wankelend.
Wat is het probleem als iets altijd heeft bestaan?
Drijven de sterren als schuim op de golven
van een donkere zee? Zijn wij gekomen
juist op het moment dat wij de vluchtende
sterrenstelsels nog kunnen zien?
Wending
De stilte voor de storm, vlak voor
de omslag, waar de veerkracht
is afgenomen, waar je snakt
naar verandering, nu of nooit.
Keer mij om, woel mijn grond los
met je kouter aan de voorkant
van je ploegboom, snij met je schaar
de zode van onderen los en keer
met gebogen ijzeren ritser mijn zode.
Laat mij vruchtbaar zijn, muze
zodat mijn woorden kunnen bloeien
op de akker van het klaar liggend blad.
Laat mij bundelen voor de lezer
zodat ook zij wordt losgewoeld.
Vooraankondiging
Achterover liggend op mijn schommelstoel
mijn handen gevouwen op mijn schoot
had ik plotseling het gevoel dat het vlees
van mijn vingers verdwenen was, dat
mijn vingerkootjes als van een geraamte
over en langs elkaar gegleden waren.
Waarom niet gewoon 'aankondiging'?
Dat moet voldoende zijn: aanzegging
annunciatie, bekendmaking, bericht
boodschap, communiqué, kennisgeving
mededeling, verwittiging, waarschuwing
voorteken, voorbeeld van hoe het worden zal.
De vader, de zoon en de gletsjer
Iedere berg of schots heeft zijn eigen identiteit.
Zij lijken maar stil te liggen in groen glas.
Geraas van vallend ijs, een raaf krast: kra, kra
Ik denk dat ik besta. De zon en de zee
Staan weergaloos open, geen blauwe matrozen.
Nooit stilte. Zij staan voor de foto; de zoon
Legt zijn arm om de schouders van zijn vader.
Achter hen het ijs. Zij mogen geen stap achteruit.
Nog even staat de foto straks op vaders bureau.
Als ze weg zijn glijdt de ijsval nog steeds.
Beeldend
Klei, zwak zandig tot zwak siltig
kalkloos, massief of horizontaal gelaagd
soms met dunne laagjes fijn tot matig
fijn zand, zeer hard, blauwgrijs en bruingrijs
plaatselijk met groengrijze tinten.
Kleilagen uit verpulverd gesteente
we noemen het aarde, het hete van miljarden
jaren geleden dat langzaam afkoelde
en door elektrische ontladingen
leverde aminozuren, bouwstenen van leven.
Voor mij leeft de klei, ik wil voelen
wat ik in mijn handen heb, het vormen
de cyclische processen in de natuur
het dode begint te leven, vormt
fossielen, schelpen, het breekt.
De oppervlakte laat zich lezen
als een proces, alles breekt naar
de dood, maar alles begint weer
in een andere vorm, het gaat niet
om mijn ik, vingerafdruk.
Ik heb een gevoel, een emotie
die ik doorgeef tot de aarde
ons zonnestelsel verbrandt
ontploft, sterrenstof vormt
voor nieuwe planeten.
Het leven heeft geen begin
omdat het er altijd is geweest
er altijd zal zijn: niet ik ben die ben
maar er is wat is, geen raadsel
altijd weer lente en narcissen.
Altijd weer: je bent zo lief voor mij
je hebt geduld met mijn weg zijn
als ik wil aanpakken zonder
gepraat, als ik weg wil zijn
in een roes, als ik altijd weg ben.
Toekomst
Hij legt de kwart eeuw monkelend neer
en zegt: je hebt genoeg gedaan
prinses, eet met mij een garnalen kroket
laat de meisjes vrij, zich zelf bepalen.
Hier is geen omgeving te zien
er is alleen verleden van een kwalijke soort
opschepperij, schaamteloze verrijking
bedrog, valsheid in het geniep
het laten verdwijnen van tegenstanders.
Zelf liet ik huizen bouwen in exotische oorden
waar ik te weinig kwam en waar de meisjes
eenzaam waren; nu ga ik werken in de tuin
ontvang alleen nog maar wat vrienden.
Geheugen
We halen water uit de kraan
slapen boven, leggen de sokken
in de la, de truien hoog in de kast.
Dat hoeven we niet te onthouden.
We gebruiken het alfabet
voor onze muziek en boeken
vinden moeiteloos Gerlach
en Stravinsky of Rothko.
Maar waar is toch de bloeddrukmeter
de tube lijm en de ventielslang?
Waar in de supermarkt de ahornsiroop
en wat is de zin van ons leven?
Vier orakels
1
Elisa
Je bent verre van wat je je voorstelt
dat zij de persoon is die je verlangt
verlangt, ontvangt, in de regen
je beluistert het wonder, haar geest
denk niet meer aan de vorm
breek op de juiste manier
haast je, maar wees niet bang
als zij je aarzelend ontvangt
het is een strijdlist van een vreemde
liefde, want zij is niet gelukkig
als je er niet bent, heb medelijden
nauwelijks, maar als je volhoudt
zal zij komen met warme gevoelens
zeker en op de gunstigste wijze
zij houdt van wat je betekent
maar moet je haar niet verlossen
van ongemak dat bij je hoort?
2
Medu
De een is meer de moeite waard dan de ander
maar zij zou de voordelen verspreiden
misschien te laat om er van te genieten
op een dag ontvang je afgedragen kleding
die kan dienen als een onverwachte schuilplaats
let goed op dat je niet in verlegenheid wordt gebracht
je doet er verkeerd aan haar liefde te wensen
een dwaas zou zich er tegen beschermen
ik vrees dat zij misbruik van je zal maken
het zal nooit lukken iets te volbrengen
er zijn grote belemmeringen en ik
zal me er zeker niet mee bemoeien.
3
Maya
Denk aan alle mogelijkheden dat je er niet was
vader gestruikeld op een station, moeder getroffen
door een brandbom, opa in een andere oorlog
oma verdronken en zo terug: in de zestiende
eeuw een voorouder opgehangen, niet dus.
Onbedoeld, voor de eerste keer, lang gekeken
een tweede keer, geef hen de tijd, wees niet
ongeduldig, dan zal alles gaan zoals het moet
voor hen, voor jou, denk niet te veel
je hebt geluk gehad: je bent er, hoofdprijs.
Hou vast aan goede gewoontes, wat minder
kost geeft ook minder, je hebt zo veel gekregen
maak er gebruik van, gevierd, beroemd
maar niet ridicuul, zak niet weg in gemak
laat jaloezie je niet wegblazen van je plek.
4
Era
Seks is vreemd, maar je hoeft niet
te slapen op de keukenstoel
kom in je bed, al is het smal
en ja, streel me maar, doe het
ik zal het tolereren, kom.
Als op de bodem van de rivier
zul je nooit iets zien dan stenen
je bent blijkbaar alleen, ziek
sinds er geen nieuws is van haar
maar dat kan allicht nog komen.
Pas op niet te ver weg te gaan
in ieder geval moet je beloven
voorzichtig te zijn in deze tijd
op een dag zul je gelukkig zijn
als zij het wil en zal komen.
Lezing
Hij danst en beweegt zijn aanwijsstok
langs en bijna door het scherm
met de plaat van de hersenen: de okkernoot.
Het brein is goed in plaatsverwerking.
Meer plaats dan functie, foute bewegingen
door foute informatie: zie de oude man
bij de glazen deur die open moet.
Hij komt aan, aarzelt, struikelt bijna
herstelt, maar dan zoeft de deur weer dicht.
Tweede poging: hij loopt als een generaal.
Tikt ritmisch met zijn stok op de grond
en de deur gaat open; hij gaat naar binnen.
In zijn kamer geven de strepen houvast.
Hij is akinetisch: een relatief gebrek aan beweging
en spraak. Beschadiging van de cingulate gyrus.
Kan niet goed starten of stoppen, lijkt ingekerkerd.
Hij spant de spier in bovenarm, laat die
van de bovenarm los, zijn hand als klauw omhoog.
Besturing
Matthew beweegt de cursor van zijn computer
door inbeelding; hij stuurt zijn verlamde hand
met zijn gedachten naar rechts en daar
gaat het zwarte pijltje over zijn kleurige scherm
met foto’s van het ziekenhuis: bloed, steekwonden.
Cathy bestuurt haar rolstoel en zelfs
een robotarm; ze pakt een thermosfles
koffie met een rietje, neemt een slok
zet hem weer terug op tafel, stabiel.
Jan Scheuermann hapt verheugd
in een reep chocolade. Zij heeft twee
elektrodes in haar motorische hersenschors
laten plaatsen. Ze noemt haar robotarm
Hector en bestuurt hem vloeiend.
Hij is een verlengstuk van haarzelf.
Weg
Wat een naam heeft, bestaat
ook als zij dood is of weg
naar een vreemd land.
Of helemaal niet weg
maar onzichtbaar
in een eigen gesloten ruimte.
Frexit
zoals die man in Dieppe
naast het kasteel in de diepte
in zijn huis zijn glazen serre
een boek leest in zijn leunstoel
en weet: ik ga straks omhoog
de trap op en kijk vanaf de hoogte
naar de zee de golven Hastings
zie ik nooit met mijn rug naar het kasteel
de stad en daarna weer naar
beneden terug naar het boek
komen de Engelsen naar Dieppe
nee wij komen naar Battle
het modderachtige terrein
met vele doornstruiken
bezaaid met lijken, gewonden,
kadavers van paarden
de bijlen van de Engelsen.
De kinderen van Groenland
De kinderen van Groenland
met hun mobieltjes, hun verlangen
naar contact, naar de wereld.
Zij lijken op onze kinderen
maar ze zijn gestempeld door kou
door zeehondenbloed, permafrost.
Hoe moeten ze ontdooien
in een wereld van olie, mineralen
zonder kajaks, honden, duisternis?
Kunnen ze hun trots hervinden
de wijsheid van het oude volk
zodat ze zich niet hoeven doden?
Quantum
ik heb kartonnen voeten
dat wil zeggen dat ze tegelijk
gevoelig en gevoelloos zijn
dik en kwetsbaar
het lijkt een quantumtoestand
of zoals een kat met een propje
speelt aandachtig en toch
volkomen onverschillig
of tegelijk een trap opgaan
en afdalen op blote voeten
Noordwest-Groningen
Terug van de bergen, de woestijn
in de ogen nog het zand van El Azrak
was ik mij in het landschap
van Pieterburen tot Zoutkamp.
Dit land wil evenmin gezellig zijn
maar groener, welkom voor water
en het laat de wolken langsglijden
of zich omhelzen in eenzaam grijs.
Wat is het hier, koud en wijd en
met de wind komen de geuren
van zout en wier, boten, vis.
Ook de klei wil het water weer.
Arsarnerit (balspel) (Noorderlicht)
Vannacht kwam je na lang wachten
naar me toe en je mond raakte de mijne.
Je zei: ik ben terug, stofzilver stijgend
In de lucht. Wat strooit dit uit?
Dansend in brede vlagen. Was je daar ook?
De hemel werd vol fakkels, maar langzaam
Verdween je licht, sneller dan een komeet
Boven de ijskoude bergen. Je blijft
Mijn verlangen voeden, zo lang ik hier ben.
Volg de rivier in Jiang Nan (Yang Jin (1644-1728)) Landschap in de stijl van Shen Zhou
Een man in rode kimono zit met gekruiste benen in een met takken bedekte hut.
Dezelfde man loopt op een brug. Hij loopt voor zijn bediende die een guqin draagt, muziekinstrument.
Achter de heuvel loopt hij het bos in met een staf in zijn hand, terwijl de dienaar op een andere brug staat.
Na een derde brug praat de man tegen zijn knecht op een overdekte vierde brug vlak voor een waterval.
Boven de rivier kijken zij uit Over een immense watervlakte. Op een begroeide kust halen vissers
hun boten op het land. Alle gebeurtenissen gescheiden in tijd en plaats, zijn verbonden.
En de toeschouwer kan wandelen in de heuvels en de structuur van het landschap beschouwen.
Kan niet zeggen of hij in de natuur is of de natuur in hem.
Muziek
Staat weer volop in de belangstelling
geboren als tiende kind van een graaf
componeerde zevenenzeventig gezangen
boven op de berg schreef en bad zij
maakte ruzie met de abt van Diribodenberg
nieuwe vorm van meerstemmigheid
later kloosters gesloten door protestanten
maar de koorboeken bleven bewaard
als bindmateriaal, fragmenten zoeken
nieuwe muziek maken soms hetzelfde handschrift
geluk hoe maak je een geheel van stukjes
de ene kerk klinkt anders dan de andere
zijn de omgebouwde kerken in de meerderheid?
Linkerhand o.a.
(Frans Brüggen)
De linkerhand speelt een wonderlijk spel
drie vingers rusten op de lessenaar
de pink steekt in een scherpe hoek omhoog.
De duim hangt onder de lijst, uitzonderlijk lang.
Soms rust de hand op de linkerdij.
De rechter dirigeert met krachtige beweging
terwijl de schouders, de rug, zeer breekbaar zijn.
De hand slaat bijna teder en geduldig
langzaam de muziekbladen om.
Kan toch precies en met vuur
een aanwijzing geven aan de eerste violen.
Ik zou de pink willen kussen, mijn mond
tegen de hoek houden en met mijn adem
dwingen zich weer te strekken
in lijn met de andere vingers.
Pas op: breek de pink niet.
Je kunt de hand een insect noemen
maar hij blijft een hand die voor een deel
zijn eigen gang gaat, al stuurt de dirigent
hem met zijn arm, de dwingende kracht
van zijn muzikale inzicht en bezieling.
Den Ham
Boven de vleugels waar achthandig werd gespeeld
vlogen in het begin nog de vogels tussen de bladeren
omhoog en omlaag door het schilderij van het landschap
oud cultuurlandschap Middag Humsterland
maar toen later het licht steeds warmer werd
zagen we in de verte nog de boerenwagens rijden
waarschijnlijk met gras, geel reden ze naar de schuren
losten hun vracht en reden weer terug naar het land
terwijl intussen een sarabande van Bach weerklonk
traag kwamen koeien langs; ze liepen kalm tot het water
verlangden naar de avond, leken te genieten
van de muziek in de ruimte waar we zaten.
De handen van Imogen Cooper
Twee kleine ijsberen in de spiegeling van de vleugel.
Ze hollen achter elkaar aan, zonder elkaar ooit in te halen.
Soms springt de rechterbeer vooruit, maar houdt dan weer in.
Zijn poten bewegen snel, heftig, soms ook voorzichtig, teder bijna.
De linkerbeer springt soms even over de rechter, springt terug en weer vooruit
maar blijft dan weer achter. Het is een durende draf naar voren
toch hollen ze nooit buiten beeld.
Nature Morte
Stil leven is niet dood
de vruchten blijven altijd
kleuren en gloeien in het licht
druiven willen steeds geplukt
appels vragen om een beet
citroenen om een mes
maar de schedels om contemplatie
we zetten de tijd niet stil
het brood wordt gegeten
we zien de perzik bederven
of uitgezogen worden door een wesp
de dode wijfjesvink ligt op haar rug.
De schilder
De man zit in zijn atelier
denkt aan zandgronden
jagers op zoek naar een plek
kijkt naar het doek
ziet groeisel op een grid
denkt even aan niets.
Nu ga ik het doen, denkt hij
loopt het atelier uit, wandelt
naar links, naar rechts
komt terug, staat voor het doek
neemt een oliestick, voegt iets toe
streelt het groezelige wit
kijkt een uur lang zittend
in de grijze fauteuil.
Niet dood kijken of dood denken
denkt hij.
Anish Kapoor
Ik ben in een echt bloedmoment
rood is altijd in het middelpunt geweest
hoewel ik veel treurige dingen heb gedaan
toch was er het rood en vreugdevol
rood is lichamelijk, maar het gaat
naar zwart diep naar binnen
rood is een afdaling naar de hel
de onbekende eeuwige herhaling
rood gaat ook naar geel
waar het licht is, het leven
rood gaat van dood naar leven
Meisjes aan zee
Zo komen de meisjes samen
zes over land en ze stappen
éen voor éen op de vlonder.
Niet hangend aan een waslijn
maar als danseressen aan een bar
de rokken niet doorzichtig
licht in de wind boven stromend water
kijken naar het land.
Ze zijn niet even groot, muzieknoten
aan een balk, misschien zijn ze
aan het zingen.
Eén meisje wijst met haar teen
naar het water.
Meeuwen drijven buiten beeld.
(Sergei en Alexei Tkachev)
Derain
Het is verf maar het is
een weg tussen grasbermen.
Het is simpel gekwast geel
maar het is een korenveld.
Rechtopstaande groene vegen
maar het zijn cipressen.
En daar achter een berg paars
onder grijs-witte luchten.
Het is verf maar het is
een landschap bij Chatou.
Glas
O alles van glas
wijnglazen, het flesje met wonderolie
het flesje voor de zuigeling
voor het kleine meisje vol dropwater
de reageerbuis met zoutzuur
jampotten met aardbeien-
of cornusjam, olijven in hoge
dunne glazen, met ijzeren dop
spaanse uien, glasgordijnen
lange vezels die het licht
transporteren of megabites
microscopen voor het allerkleinste
brillen, glas-in-loodramen
lorgnetten, verrekijkers
telescopen, duikbrillen
Hollandse kijker, refractor
zicht op de wereld
de maan geen kristallijne bol
maar bergen en dalen
ver weg van de volmaakte wereld
van Aristoteles
Syrië, Babylon, Rome, Alexandrië
Venetië, Murano, München
Antwerpen,Amsterdam, Alkmaar
Middelburg, Delft, Den Haag
Gallileo, Newton, Keppler
Anthonie van Leeuwenhoek
Spinoza, Sacharius Jansen
Hans Lipperhey, Jacob Metius
toevallig samenbrengen van sodablokken
rondom een vuur in een zanderige woestijn
gekleurde zalfpotten door metaalzouten
gesmolten glas over een aardenwerk
vorm gegoten, wikkelglas
vensterglas waarachter mijn geliefde
Romeinse flesjes met as
zicht op een wereld
op de sterren.
Fietsen
Zij heeft speciale schoentjes om de trappers van haar fiets vast te houden. Ze heeft een fietspakje aan, glad en ademend. Ze heeft een fietshelm op haar hoofd die het haar bedekt, maar ook vrij laat. Het wappert alle kanten op in de wind. Een staart hangt vrij en zwaar op haar rug. Ze rijdt in de regen, in de zon, in de wind, heuvel op, heuvel af. Hoe sterk is de eenzame fietser. Ze rijdt naar de broch, stapt af bij de parkeerplaats, zet haar fiets met aan beide kanten tassen met haar spullen, kleren, iets te eten en te drinken, tussen de containers, waar je afval gescheiden kunt weggooien. Ze klimt naar boven om de broch te bekijken, de enige redelijk bewaarde broch, woning voor mensen van lang geleden. De stenen zijn dubbelwandig opgebouwd tot de hoogte van een huis. Op een informatiebord staat een tekening van de vermoedelijke inhoud: ruimte voor een gezin, voor vee, verdiepingen waar ze konden eten, slapen, rusten. Waar leefden ze van? Visvangst, vlees van de schapen, zeewier.
Ze loopt terug, bezoekt de wc. Het winkeltje met de bekende schilderijtjes en prullaria is dicht. Ze hoeft niks te kopen. Ze zet haar helm op, controleert de banden en fietst weg, uren lang over de weg met aan weerskanten het toendralandschap, waar turf wordt gestoken. Ze komt langs een afrit naar een steencirkel en kiest die weg, stapt af bij een parkeerplaats waar niemand is, zet haar fiets tegen een stenen muurtje, klimt omhoog naar het heiligdom, soppend door de natte toendra, raakt de stenen aan, voelt geen vibratie, daalt weer af.
Ze rijdt door tot de noordelijkste punt van de Hebriden, tegen de wind. Ze stapt af bij de haven van Nes, kijkt naar de golven. Haar staart waait bijna horizontaal. Ze kijkt naar de bus met de bezoekers van de plek. Ze denkt niet: zat ik maar in de bus. Met de wind mee fietst ze terug naar de driesprong en kiest daar de weg naar Stornoway, waar ze uren later aankomt en een B&B kiest en eet in een bar en daarna doodmoe gaat slapen om de volgende dag de boot te nemen naar een volgend eiland om weer te fietsen, te fietsen, in regen en wind
Monoloog
Ja, gescheiden, heel vervelend, mijn dochter woont in Dresden, ver weg, ik moet twintig uur wachten op aansluiting, eerst nog naar een vliegveld, kost veel geld, boodschappen doe ik in Inverness, ook eerst twee uur met de auto en dan nog terug, ben je een dag kwijt, mijn eerste man was vreselijk, de scheiding ook, mijn nieuwe man is heel aardig, hij heeft een schildklierafwijking, eerst nog gewerkt op een kinderdagverblijf, nu gepensioneerd, kunnen het niet redden met pensioen, moeten B&B erbij, hard werken, op het eiland was een juwelier, er kwamen mannen die alles hebben meegenomen, de verzekering wilde niet geloven dat de kostbare spullen weg waren. gaven alleen vergoeding voor niet dure sieraden, nog een keer geprobeerd, maar die man kon de sieraden niet goed uitstallen, op plaatjes, failliet gegaan, kleinkinderen zie ik niet vaak, andere dochter woont in Engeland, hier op Skye is het mooi en rustig buiten het seizoen, sneeuw valt steeds maar en klinkt in, wordt heel hard, verderop kun je niet voldoende water krijgen, de douche stopt, hier wel, kun je gewoon douchen, heb vrienden hier, blijf hier, maar alleen kun je een B&B niet runnen, moet ik het huis verkopen en kleiner wonen, niet terug naar Engeland, vlak bij zee, de tuin gras maaien, houten huisje bouwen met leisteen het dak bedekken, schilderen kan niet, te nat, wachten op een paar droge dagen, we kunnen tot de zee lopen, maar het pad is overwoekerd en we kunnen er niet meer naar toe, ga naar de tv kijken, hele dag, zitten op de bank, tafel gedekt voor vier, goed verzorgen met jus d’orange en thee en Schots ontbijt, bonen, tomaat, ei gebakken, worstje, bloedworst, champignons met toast, wel zwaar, niet iedere dag eten, te dik, geen geld voor de tandarts, twee tanden voor weg, slissen, met eten wel lastig, maar ik merk het niet meer, andere tanden los?,Skye is dun bevolkt, je kunt naar het kasteel met de tuin en het museum, Portree is niet groot, moet naar Inverness voor boodschappen, overal eieren en vlees van schapen en wol, eten kopen in Broadford, een kwartier rijden, ik ben niet technisch, mijn man komt wel even, als u nog melk of thee of koffie wilt hebben kunt u dat vragen, hoe laat ontbijt, het was een druk seizoen, altijd bezet, een gekkenhuis, iedereen komt naar Skye…
Lieve N. (brieven aan)
Er zijn gedichten die niet mogen omdat ze te naakt zeggen waar het op staat, zo zou ik je willen schrijven maar ik durf niet, lieve N,. zou ik willen schrijven, ik denk soms aan je, hoe je daar woont in dat kleine vervallen huis, met het kind dat je kind niet is, maar dat moeke zegt en aandacht vraagt, met de man die wel jouw man is, die geen aandacht vraagt maar stilte, die jou alleen laat met je warme lichaam bij de kolenkachel terwijl het kind speelt en geen lawaai mag maken, want de man schrijft zulke ontroerende brieven aan de jongen die zijn zoon niet is.
Je bent koud geworden van alle kou die op je afkomt, je verlangt naar de een terwijl je het kind draagt van de ander, mooi praten kunnen mensen over onfatsoen, maar jij geeft liefde en je krijgt het kind van een ander en verwijten over nutteloos gefantaseer, lieve N., hier zit ik ver van je bed en denk aan warmte, je kind redt zich wel, maar jij N.?
Je kust je moeder niet meer in het ziekenhuis, evenmin je man als je weer thuis bent, thuis in de caravan naast de afbraak waar de kolenkachel al weg is, was je je handen onder de dunne straal verpieterd water om de besmetting weg te wassen, ik hoor je stem door de telefoon die niet besmet, warmte op afstand, ik denk aan je kind dat niets weet, dat blank in je slaapt, zich vast besloten voedt laat het huis klaar zijn als het kind komt.
Je maakt je boos omdat je bang bent dat je emoties een gevolg zijn van scheikundige reacties in je lichaam, wat schreef Hans Vlek ook al weer over Dr. Debakey ‘die steeds als een traan opwelt in zijn ooghoek, dit wijt aan een vuiltje of ui’… wat een onzin, je verdriet is er, je kind ook en het groeit, je zegt het zelf echt of niet, je kunt het evenmin afmeten aan dat van de wereld waarin je het kind zal voeden tot man of vrouw, maar als het een vrouw is voed het anders op dan je moeder.
Ik stel me voor dat je denkt: laat er nu eens eindelijk geen poëzie uitkomen, maar proza, een man die rechtuit schrijft of zegt wat hij vindt, zonder de vorm van een gedicht, er is genoeg over mij gedicht, lazer op met je strofen uitzuigers poëtische profiteurs, je kunt maar niet steeds op mij teren mijn kind krijgt geen dichtbundel te lezen de pest is het, alleen nog een krant of hoogstens een brief van zijn vader.
Ik weet niet wat je hier van vindt maar ik heb geen proza om aan jou, ik ga soms zitten voor een brief, bang voor trivialiteiten, laat maar, dit is nu mijn manier om je te laten weten dat ik aan je denk en aan die kleine naamloze laat het een vrouw zijn, voed haar sterk op, daar gaat het toch om, deze gedichten zijn het niet, het is de liefde die zij moet doorgeven en liever ook ontvangen.
Je lijkt op Fenice van Chrétien de Troyes als je zegt van Cligè: wie het hart heeft moet ook het lichaam hebben, jouw hart behoort hem en je hebt het hart dat niet alleen te beweren, je leeft er naar of je wilt er naar leven en geven, maar hij wil niet, was je maar een heks, dan kon je hem eerst te drinken geven, de liefde tot stervens toe laten drinken en dan als Isolde zeggen: als het zo is, ga en haal mijn bruidshemd, ik wacht.
Somber en zelfbewust loop je over de Markt, je hebt een boek voor hem gekocht en je voelt je in de steek gelaten, omdat hij ging toen een ander hem riep, je bewijst hem steeds maar eer, terwijl hij je achterlaat met wat N? wat doe je alleen in de caravan bij de oliekachel die brandt in deze warme lente, wat doe je als je niet leest? zit je stilnaar de jonge stieren te kijken, naar de buren, de opgaande zon?
Je bouwt zorgvuldig aan een grote woede, terwijl hij het huis laat bouwen, je antwoordt alleen nog maar op vragen, over hoe een deur een venster, je gaat naar de dokter en vertelt kort hoe onzeker hij was over je pijn, je zit bij de tandarts te wachten tot je geholpen wordt aan zichtbaar bederf, je wijst hem af als hij je wil strelen, omdat je zijn tederheid niet kan vergeten, je kwetst hem omdat je zelf zo lang vergeten bent, verwaarloosd, vergeten.
Hij ging op weg om half twaalf, je hoorde de auto op de kasseien en jij zat te staren met je handen in je schoot, later trok je het bed uit de wand, je ging slapen en hoorde nog lang auto’s naderen die verder reden, toen hij terug kwam, had hij nog twee uur om te slapen op de bank ’s ochtends hield je het kind stil en bracht hem koffie terwijl het bed allang weer in de wand verdwenen was.
Je kocht het boek zonder dat je het wist bij de minnares van je man: gedichten en zij pakte het met een glimlach, met liefde in, wetend hoe mooi hij het zou vinden, keek ze je na toen je de deur uitging? heeft ze zich toen teruggetrokken uit schaamte, uit verdriet, omdat ze wist dat zij ook eens zó uit een winkel zou lopen haar geschenk onder haar arm, haar borsten zwaar van verlangen, niet zo zwaar als de jouwe.
Vandaag zag ik je letter, N, op een schilderij van Gianni Dessi uit Rome , hij schilderde een lam zoals jij het ooit in je armen droeg achter het huis dat nu weg is, zijn lam was opgebouwd uit figuratieve resten, vlekken, boven de letter N die zijn poten vormden, links en rechts, een vlammend angstig duister waartussen het lam AG N US aarzelend en teder naar voren kwam, met hangende oren, bedreigd door AG en US langs het roomwitte pad, maar het ontkwam naar voren.
Iemand werd wakker met de woorden: ‘Hij dacht voortdurend aan te vroegen dood geboren’, dat mag niet gebeuren N, jouw kind moet leven zoals kinderen uit de Sahel die dik en rond geboren worden terwijl hun moeder uitgeput en nauwelijks zogen kan; wreed en schoon is het leven dat zich klaar maakt om in ons huis te wonen, onze kinderen ze maken dezelfde fouten of andere ze gaan gebukt onder ons verleden maar ze zullen rechtop staan en de liefde begroeten als een wonder.
Door de beregende ramen van de caravan zag ik je buiten lopen: drie beelden, donkere toverlantaarnplaatjes van zuster Ursula in een getekende werkelijkheid welke vlinders zocht je in het duister te ontlopen? in drie beelden stilgezet, fasen in een proces naar een voorspelbaar einde, alleen die ene vlinder neem je altijd mee je hebt hem gevangen tot de metamorfose, waar hij zelf het leven leven moet waar hij van je weg vlindert, jou achterlatend met je bittere honing.
Je zegt dat je het mooiste kind van de wereld hebt gekregen, je lacht er niet eens verontschuldigend bij je vindt hem schandalig mooi: moeder-liefde is nergens mee te vergelijken, je legt je zoon in de wieg naast de kolenkachel, die weer terug is in het nieuwe huis, je vertelt hoe onbegrijpelijk je het vond toen een zuster jouw kind wegdroeg twee meter van je bed, je gaat bij je zoon zitten ik mag hem even in mijn armen nemen, hij nam geen deel aan onze emotie keek zonder verleden naar ons op.
Je bent te dichtbij gekomen, ik heb lang met mijn brief gewacht langer dan je lief was: hoe laat ik je los? nog steeds denk ik aan je, hoe je beweegt, nu in het nieuwe huis met je zoon, zie ik je lopen, je laat hem niet meer los, heeft hij me van jou bevrijd, hij maakt zich straks al van je los, je blijft alleen met sentimentele onzin: ‘een kind is altijd een bewijs van vreugde en trouw’ staat op één van de kaarten.
Zwart
Een doos die net open is
en dus nog donker.
Deze is al langer open
daar is het licht.
Dat donkere gat daar
daarachter is het licht.
Een wereld
Tot leven komen bewerken en monteren
een wereld van het begin hard en mistig
veel later een oude beschaving monumenten
niet als herinnering maar als buiging
naar de tijd zelf de onmeetbare tijd
niet gericht zoeken maar dwalen
om de rivieren planten bergen dieren
heen draaien vliegen wandelen
halt houden op een plek landschap
laten woekeren rusten vergaan.
Uit evenwicht
De straat springt op als je passeert
ik struikel over de gladde stenen
je jas hangt open, je sjaal waait op
je weet waar je naar toe gaat
ik ben vergeten wat mijn doel was
jij hebt gezien wat mij ontbreekt
ik weet dat ik je niet meer zal zien
waar niemand je verwachtte
waar iemand je missen zal.
Meisje zee
Je komt en je gaat
je ruist en loopt uit
je bent wijd en geheim
je zuigt me naar je toe
en laat los, je speelt
omdat het moet
van maan en wind.
Ik mag komen
je omspoelt me
beantwoordt mijn hunkering
en zwijgt in het ruisen.
Herdenking 2
Ben ik hier om licht te zien
of het duister, bij de kolom
die opzij staat, in de stad waar uit
op ijzeren wegen
Ben ik hier om gedachten
mee te geven, woorden?
Woorden voor terreinen en gruis?
Zoals uit de zwart geslagen boom
met afgescheurde tak toch weer
het groen bloedt en straks de bladeren
komen, zo wil ik hier mijn woorden
laten komen als kamer, huis, bed.
Figuratie
Veel mensen zeggen tegen mij dat ik iets
te maken heb met ‘minder is meer’.
Verwijder de dingen die niet meer echt zijn
niet meer van belang of niet functioneel.
Wat is je definitie van bewustzijn?
Heeft de realiteit alleen jouw betekenis?
Je kunt communiceren met symbolen
van abstracties, geef structuur aan je gedachten.
Ga je naar binnen om de berg te schoppen?
Niet-figuratieve kunst of niet-objectieve kunst.
Kijk niet meer door een raam naar de afbeelding.
Dat geeft een andere relatie tussen jou en de dingen.
(Met dank aan Robert Irwin)
Christophe Rousset speelt
Forqueray Suite no 1 en ré mineur
Hij graaft diep in de toetsen
met verbeten gezicht, schuivende
benen, voeten in glimmende schoenen.
Af en toe komen zachte klanken boven.
Hij wil ze vasthouden, meetrekken
moet toegeven aan noodlottige zwaarte.
Stoot diep door, ritmisch, vertraagt
zet zijn schouders eronder, maar
rust even voor La Portugaise.
Jonge schilder in Garnwerd
Die hoge luchten vervelen
in de breedte gebeurt meer
de diagonalen kun je goed gebruiken.
Er is veel gebeurd, op alle fronten.
Het rustigste was het nog in de tuin
hoewel die ook heel hard groeit.
De tuin komt omhoog
in een angstig makend tempo
en de takken vertakken zich razendsnel.
Wij kijken anders tegen het groeien aan.
Het is mooi, maar het heeft een onduidelijke functie.
Ik ga pas schilderen als ik het landschap
uit mijn hart heb geleerd.
Brieven van een dichter (Pasternak)
Een zeventienjarige jongen uit Moskou schrijft aan zijn ouders die afgereisd zijn naar Londen en daarvoor in Nederland de Rembrandts gaan bekijken, want zijn vader is een bekend schilder: ‘Alleen het maanlicht, als ook iets vervlogens, groots en anachronistisch, is als Todes Ahnung verwant aan dit huis en consoneert ermee in zijn combinatie van melancholie, witheid en mineur. Adagio un poco fieramente.’ De jongen heet Boris Pasternak, zit in de laatste klas van het gymnasium, speelt piano, studeert compositieleer en begint de poëzie te ontdekken. Hoewel Skrjabin tevreden is over zijn compositie, besluit hij filosofie te gaan studeren in Moskou en doet dat zo bekwaam dat hij mag gaan studeren in Marburg bij Cohen, die Russische joden, die in hun eigen land niet mochten promoveren, onder zijn hoede neemt. De jonge Pasternak schrijft een briljant referaat over Kant, maar door een ongelukkige liefde voor een meisje dat hem afwijst, ontdekt hij de poëzie en besluit schrijver te worden. Hij publiceert al gauw bundels die in Rusland worden gezien als een grote belofte. Veel later wordt hij wereldberoemd met de roman Dokter Zjivago. In deze roman is sprake van een gepassioneerde liefde van de dokter voor een vrouw met wie hij niet getrouwd is en dat echoot het liefdesleven van de auteur. Hij werd vaak verliefd en koos dan voor die nieuwe liefde. Hoe gaat hij daar zelf mee om? Als hij later verliefd wordt op de vrouw van een vriend, vindt hij dat hij onwaardig was tegenover die vriend. Zijn eigen vrouw heeft hij een vreselijk lijden bezorgd, maar dan schrijft hij aan zijn ouders, al weer: ‘’en ik ben zuiverder en onschuldiger dan een ongeboren kind.’ Hij noemt zich geen mens met hoogstaande kwaliteiten en een standvastig karakter. Nee, hij is een eenvoudige man, die zich steeds moet vernieuwen. Hij zegt het nogal ingewikkeld: ‘omdat leven voor mij niet ‘bestaan’ betekent maar betekenen: betekenen kan immers alleen naar buiten toe, voor een ander, als je de hoek omslaat, en bestaan kan je alleen voor jezelf, je gezin.’
Van Oorschot gaf zijn gedichten in vertaling eerder uit. Nu zijn de brieven, ‘Brieven’, in de vertaling en met aantekeningen van Petra Couvée verschenen. In de verantwoording legt ze uit waarom bepaalde brieven niet zijn opgenomen in deze selectie, bijvoorbeeld de brieven van Pasternak aan zijn nicht Olga Freidenberg, voor wie hij een levenslange liefde voelde. Deze brieven waren al in 1988 verschenen onder de titel ‘Contradans in brieven 1910-1954’.
De brieven zijn niet gemakkelijk en vertonen soms vreemde grammaticale sprongen. Ik vermoed dat dat niet ligt aan de vertaalster. Hij schrijft bijvoorbeeld over de dertienjarige jongen die hij was en die van zijn paard viel, waardoor zijn dijbeen brak en hij zijn leven lang mank liep: ‘Hij zinkt weg in zijn eigen schemering en kent me niet; hij staat zelfs de gedachte niet toe hij er als drieëntwintigjarige is, vraagt alleen zijn kussens te schikken en probeert in te slapen.’ Of is dit een drukfout? Een ander voorbeeld: ‘Als het lukt, ga ik voor een half jaar naar Duitsland. Ik ga om te werken. Datzelfde onvermogen te bestaan stelt me niet in staat de tijd te verdelen tussen werk en niet-werk, zoals Moskou dat eist.’
Boris bleef in tegenstelling tot zijn ouders in Rusland wonen na de Revolutie. In 1922 vraagt Trotski hem waarom hij geen maatschappelijke thema’s behandelde in zijn gedichten. Gevierde dichters moesten optreden als censor en les geven aan het Hoger Instituut voor Literatuur in Moskou.
De censuur nam hem zijn individualisme kwalijk en lange tijd mocht hij niet publiceren. De beroemde roman werd verboden en hij mocht de Nobelprijs niet aanvaarden. Hij wordt in eigen land gevangen gehouden en moet allerlei beledigingen ondergaan. De CIA bemoeit zich met een Russisch-talige uitgave van de roman, in Den Haag gedrukt en uitgedeeld op de Brusselse Expo 58. Terwijl hij geld moest lenen bij zijn huishoudelijke hulp, brengt het boek 900.000 dollar op, maar daar kan Pasternak niet aan komen.
Pasternak was een intelligente, talentvolle, maar ook egocentrische, overdreven gevoelige man. Zelf gebruikt hij het woord ‘hysterisch’. Dat bleek vooral in zijn relatie met vrouwen. Voor de dichteres Tsvetajeva voelde hij een grote hartstocht die veroorzaakt werd door zielsverwantschap. Er zijn vele brieven in dit boek die daarvan getuigen. In een van de eerste brieven aan haar schreef hij naar aanleiding van een droombeeld van haar: ‘Wie was je? Het vluchtige beeld van alles wat in een kritiek moment van emotie een vrouw brengt tot fysieke dimensies die onverenigbaar zijn met de menselijke proportie, als of je geen mens was maar de lucht met de pracht van alle wolken die ooit boven jou dreven. Maar dat was het rudiment van jouw bekoring.’ Hij wil naar haar toekomen in Parijs en zou daarbij zijn vrouw en zoon in de steek laten. Aan een vriendin schreef Tsvetajeva: ‘na mijn ‘Poëem van het einde’ te hebben gelezen, ontstak in B. een krankzinnig verlangen om naar me toe te komen - ik heb hem tegengehouden: ik wil geen algehele catastrofe’.
Zijn vrouw reist naar de familie Pasternak in Duitsland. Boris schrijft in een brief aan zijn ouders weinig vleiend over zijn zoon, die hij ‘een kleine tiran, een schreeuwlelijk, een egoïst en een machtswellusteling’ noemt. Overigens lijkt de jongen uiterlijk op zijn vader. De brief is duister in zijn taal. Als voorbeeld twee zinnen: ‘Ik zou zeggen, als een levend mens sterft, die niet eerder is ingeslapen, waarvoor komt de dood hem halen? Voor dat onafgemaakte, complexe en breedsprakige bewijs van de kindertijd die ooit bondig, onverbiddelijk en categorische werd uitgelegd.’ Gorki heeft Pasternak eenvoud van verbeelding en taal toegewenst. Hij ziet het talent van Pasternak, maar vindt dat hij nodeloos ingewikkeld schrijft.
Petra Couvée heeft brieven gekozen uit de revolutiejaren, de Nieuwe Economische politiek, Stalintijd, de terreur, Tweede Wereldoorlog, dooi en koude oorlog.
Pasternak moet veel ellende in Sowjet Rusland ondergaan, maar hij zegt dat hij alleen in Rusland kan leven en werken. Rond 1930 komt de literatuur onder volledige staatscontrole en in dienst van de partijpolitiek. Integere schrijvers worden geëxecuteerd. De houding van Pasternak is een mengeling van moed en voorzichtigheid. Hij schrijft aan zijn vader over de executie van Sillov in zeer bedekte termen vanwege de censuur. Hij stierf twee jaar na de Nobelprijs, verzwakt door lastercampagnes, aan longkanker. Door zijn dood ontkwam hij aan verbanning. Pas in 1987 kreeg hij postuum eerherstel in eigen land. Zijn zoon mocht toen ook de prijs voor zijn vader in ontvangst nemen, maar het geldbedrag was vervallen verklaard.
In deze brieven krijgt de lezer een goed beeld van het reilen en zeilen van de grote dichter, maar hij moet er wel hard voor werken en volhouden. Aangename lectuur is het zeker niet.
Boris Pasternak, Brieven, vertaald en van aantekeningen voorzien door Petra Couvée, Van Oorschot, Amsterdam 2018
449 bladzijden
zondag 10 maart 2019
Hey Hoo; alle watergedichten van Remco Ekkers
Hey Hoo
watergedichten
Remco Ekkers
Als met water zelf, met de gedachte spelen,
Spelen dat je ooit en eindelijk
Zult weten wat het is,
Het is regen geweest, een rivier, een zee,
Hier was het, hier heb ik het gezien,
En zie ik water en weet niet wat het is.
Rutger Kopland
©
uitg. Remigius
2018
remcoekkers@planet.nl
remcoekkers.wordpress.com
Inhoud
In den beginne
Psalm 1
A bigger splash
Lucas Granach…
Hoe je een vriendin…
Vijver Villa Hadrana
Vrouwelijk
Jong
De Alice voorbij
Schepen
Den Helder
De Lek onder Schoonhoven
Het blauwe wad
Tegen de keer
Emigrante
Thalassa
Bij Bamberg
Pelgrimage
Statie
Ruimte
Rust
Cycladisch
Bewustzijn
Voettocht
Het diepe water
Verzoening
Embleem
Thuiskomst
Gids
Geheugen
Meisjes aan zee
Elbe bij Dömitz
Den Ham
Lang of kort
Midzomernachtmonster
De libellen
Weg uit Zuidhorn
Volg de rivier in Jiang Nan
Vallende regen
In de grot van de blinde vissen…
De tunnel…
En toen laaide…
De hartklep…
Achter de grenzen…
Ondertussen…
De vrouw zit op haar hurken…
Natuurreservaat
Vogelhut Hekslootpolder
Fulmaris glacialis
De vader, de zoon en de gletsjer
Deur
In den beginne
Zoals een rivier geen bron heeft
maar voortvloeit uit vallende druppels
van een blad aan een boom in een bos
modderpoeltjes, geulen, kleine beken, waterstroom.
Zoals ik er niet was voordat ik er was
mijn zusje niet kende, mijn ouders
mij niet misten toen hun ogen
voor het eerst oplichtten bij het zien van elkaar.
Zoals een vloedgolf uit een beving gelicht
zo staat het gedicht op de bladzij op.
Psalm 1
Zij tekent hijgend in de trein
het papier met kleurkrijt vol.
Een weg, een vaart, velden naar
de horizon met bloen, rood en geel.
De zon hoog in de lucht straalt
en spiegelt in het water. Haar moeder
knikt en lacht, kijkt naar buiten
en denkt aan bomen, zorgzaam geplant
in vette oevergrond, aan bladerkronen
boven stromend water, dan aan ziekte
die haar dochter neemt als wind
de bladeren en vloekt het kwaad.
A bigger splash
Je staat maar aan de rand
van het zwembad en je kijkt
naar de warmte in het water.
Waarom spring je niet?
Marmer-witte rimpels
drijven onder de zon.
Hij zwemt rustig onder water
naar de andere kant.
Hij hoort de auto's niet
optrekken, rusteloos sta je
op jezelf te wachten, gespannen.
Wanneer breek je door het oppervlak?
Lucas Cranach de Oude schildert
op lindehout de Jungbrunnen.
Hij laat de oude vrouwen strompelend
komen, met kruiwagens desnoods
laat ze zich ontkleden, voorzichtig
glijden in het water tot de grens
krom en vervallen, daarna verjongd
met strak vel klimmen ze eruit
worden ontvangen door stralende
mannen die de nieuwe kleren
wijzen in een rode tent waarna
in het open veld een vrolijk maal
ze klaarmaakt voor de liefde.
Hoe je een vriendin kunt vinden
een Wolga-lied (Rilke)
De rivier afvaren, dagen varen
onder de enorme lucht
en langs onmetelijke vlakten
tot ineens een bos oprijst
‘oprijst als de nacht’
boven het stromende water.
Later aanleggen, haar vinden
een boerin in de deuropening
van een verlaten hut.
Haar ontmoeten, vinden.
Zij vertelt over haar leven.
Hoe de rivier voorbijstroomde
en de hut haar woning bleef.
Weer wegvaren en weten:
hier woont een vriendin
voorgoed en sinds altijd.
Vijver Villa Hadriana
Het water is groen, zonlichtgroen
tegen het donker van de bijgebouwen.
Hij staat er ontspannen te wachten
handen in zijn zak, overhemd
opgestroopte mouwen, vol in het licht.
Kijkt naar de overkant, niet naar de kleine
gans die aarzelt in het water.
De gans drijft op zijn spiegelbeeld
tussen dat van het beeld en de man
met zijn rugzakje, op zijn gemak.
Het beeld staat armloos, stijf, architraaf
nee, deel daarvan op zijn kop, al hoeveel jaar?
Kijkt naar de gans, naar het wisselend
spiegelbeeld en wil misschien wel vallen
in het lichte groen, verlost van de sokkel
zijn, nooit meer spiegelen, zodat de gans
opschrikt, wegvliegt, langs de man.
Vrouwelijk
De vrouw die als een meermin
uit het water oprijst
en druppels water van zich schudt
terwijl zij langs de kant omhoogklimt
kijkt mij aan of ze me lang kende.
Zij richt haar ogen met een glimlach
op mijn linkerborst en fixeert
de kleine tepel.
Ik voel dat hij groeit onder haar blik
en nog voor ik kijk naar de welving
voel ik het wegen van het vlees
het trekken van de zachte huid.
Jong
We waren klein en speelden
met een fles water in het gras
een deken van zolder, een steen.
We waren zo gelukkig als nooit
later, we dronken om beurten
zaten samen onder het dek
hielden de stenen één voor één
warm in onze handen, wisten
niet van wie de opdracht kwam.
De Alice voorbij
Door de industriehaven varen
we de Alice voorbij, leeggestript
roestig, wacht zij tot ze wordt gesleept
naar het vreetdok, stalen tanden.
Niet meer aan water denken
wat wankelt zoekt verbinding
met vuur en eindigt, in stromend
ijzer, maar nu nog de aangroeiende
zeebaard, de geur van mannen
in het stuurhuis, drinkend in de roef
en vroeger de stoomketel, enkelvuurs
vervangen door de 110 pk Blauwe Deutz.
Het brandmerk nog op de huid
kettingoverbrenging naar het roer.
Uitzicht op bakken met stalen rommel
grijpers, kranen, in fragmenten
laatste vaart, weg uit dode rivierarm.
Schepen
Waar het schip opduikt
is de liefde niet ver weg
zij is juist langsgekomen
of wacht gretig op de kade.
Het schip met masten zeilen touwen
vaart als de blinkend witte pauw
heen en weer van kade naar kade.
Het wil stormen en windstilten doorstaan.
Een zwaan met opgestoken veren
een nauwelijks bedwongen kracht
glijdt door het water
verlangend naar bewondering
klaar om toe te slaan.
Den Helder
Zo helder is het niet zo zelden
hier aan de zee, waar de wolken
schijnen in het water, kijk
daar is het blauw, daar lichtgrijs
en waar de visser zijn lijn ophaalt
is het zo doorzichtig en scherp
dat de lijn breekt en zijn lood
op de bodem blijft
tussen de witgepokte stenen.
Het water een spiegel, geen metafoor
en landinwaarts de stralende waterhemel.
Alles staat in lichtelaaie
te weerkaatsen, waterglans
en lichtgezicht
een durend magnesiumlicht
lichtscheermes, brandhelder.
De visser herstelt kalm zijn lijn
werpt zijn nieuwe lood
dwars door het glas.
De Lek onder Schoonhoven
De schilder heeft de bocht
van de rivier vervalst.
Ik herinner me zilverig
water als ik uit school
hier een uur kwam zitten.
Uitzicht op het westen
weg naar het grote water.
Pas aan het eind van de krib
onder het roodrieten mandje
zag je de verte onder de zon.
Ik zit weer onder de steile
glooiing en hoor het water komen.
Nu niet het pof-pof van de boten.
Achter me bij goede wind
de klanken van het carillon.
Voor het torentje van Ameide
of Grootammers de boeien
van de binnenbocht.
Daarachter windstilte.
Steeds weer uitzicht op licht.
Het blauwe wad
1
Wie hier verdwaalt zoekt
tevergeefs een steunpunt.
Het water lokt tot verdrinken.
Dagen nu al dwaal ik langs
het water. Waar zal ik belanden?
Ik zie geen overkant.
Als het water wegtrekt
zie ik sporen van leven:
wier, mosselschelpen, gruis.
2
De nacht is een bed
dat mij warmte onttrekt
tot ik als een schil blijf liggen..
Ook in de zon geen warmte
uitzicht naar niets dan de verte
verdampend licht in de randen.
Waar zijn de vogels?
Kunnen ze blijven zweven?
Hoe klinken hun stemmen?
3
Ik wacht op de roeiboot
uit de kamer.
Hij moet naar binnen drijven.
Ik zal hem iets het land
op trekken
tot hij stil
ligt en wachten tot de avond.
Pas in het donker weg-
varen met mijn rug
de kamer binnen varen.
Tegen de keer
Lopen langs een oever
toen de avond viel.
Zo mooi was het niet.
Er was te veel onrust
nog in, te veel verlangen
naar wat komen moest.
Maar nu is het gekomen
of niet en het was
goed zoals het was.
Nu pas loop ik zonder
verwachting langs die oever.
Ik loop alleen nog
te genieten van wat
daar bij het water was.
Emigrante
Het meisje rechtop aan de reling: afscheid van het vlakke land. Nog niet op weg naar de bergen in het oosten, de kruidige lucht.
In haar hoofd kou, het schaatsen de jongen aan haar zij, blozend sleept hij haar over de fortgracht tot zij doodmoe komt bij het begin.
Nu de Nieuwe Waterweg, stil kijkend naar schepen die passeren. Windstil, bij Hoek van Holland mist zodat die kust nooit verdween.
Thalassa
Als ik afscheid neem van de zee en me telkens weer omdraai en denk: nu nu zie ik haar voor het laatst
hoe ze daar ligt en beweegt stil of golvend tegen het zand de kleur van de lucht de geur van de wind
en als ik even verder loop is ze weg, voorgoed verdwenen niet op te roepen, onkenbaar verscholen achter de duinrand.
Bij Bamberg
1
Het beeld van de boom in de rivier, in de langzaam stromende rivier, voor de oever.
Daarachter het okeren koren het bos en de blauw-grijze heuvel in de verte, onder de lucht.
Twee wandelaars, één wit één zwart, bewegen langzaam met de rivier mee, door het koren.
Zij verdwijnen achter bomen worden nog even zichtbaar in de ruimte tussen takken.
Alleen nog rivier. De boom in het water verduistert traag.
2
Een beetje bitter en zoet mengeling van bomen water, zon, voor het eerst in Bamberg, lopend langs
de rivier, heftig in vlagen een kruidigheid die altijd bestond, maar nooit herkend tot het geurbeeld, klaar
gemaakt voor herinnering een naam kreeg en alleen nog verwees naar een plaats en een tijd zonder betekenis.
Pelgrimage
Nog maar net vertrokken
uit de stad en nu al dorstig.
Hij vraagt water aan het meisje
bij de put maar ziet niet
hoe zij kijkt naar zijn ogen
terwijl zij zijn kruikje vult.
Hij wendt zich naar het pad
waar de anderen lopen.
Zij ziet hem nachtblind gaan.
Zij moet terug naar het huis
bij de stadswal. Hoe lang
gaat hij? Wie lest zijn dorst?
Statie
Hoe zij verstilt
tot glanzend water
tussen randen groen
na de reis onder bomen.
Dood als persoonlijke
vijand, vrouw als rivaal.
Wat gaat hem de lente aan
bij het lied van de aarde?
Hij gaat neer in de ring
nadat hij voor haar zong.
Nu klinkt de stilte.
Spiegel, omfloerste trom.
Ruimte
Hoe groot de wereld is
hoe ver eb, hoe diep
de weg in Bazilië langs
palmbomen en tamarinde
naar de waterwegen
van de rivier en mensen
met manden op hun hoofd
op weg naar hun huis
en achter de bergen
het oerwoud, de donkere
goden, vermoede apen
vissen op weg naar zee.
Rust
Hij staarde in het water
maar verloor zich al gauw
in onbestemde gedachten
omdat niets minder geschikt is
ergens over na te denken
dan een stromende rivier
waarin alle gedachten beelden
worden en alle beelden verglijden
in water dat komt en gaat:
muggen, zwaluwen, vlucht.
Cycladisch
1
Zo eindigt een zeevaarder
die zeilde naar Kreta of Troje.
Zijn lijk ligt op de rechterzijde
rug naar de achterkant van het graf
in gehurkte houding armen voor de borst.
Zo eindigt een zeevaarder
voor de gesloten ogen
een loden modelschip
naast hem het idool.
2
Het eilandenmarmer is stil.
Haar delta boven de dijen.
Een vrouw, de borsten
licht aangezet, in kalme
extase, op de tenen
de armen gevouwen, klaar.
Bewustzijn
Waarom weten wij niet
hoe wij iets weten
en groeien wij tegen
onze dwarsigheid in?
Er valt iets in het water
en de rimpeling ben ik.
Ik zie de zwarte kat liggen
in een mand op kranten
die nog gelezen willen worden
terwijl hij zijn ogen knijpt
en lijkt te denken aan wat
hij vanavond zal gaan doen
en ik wil lezen wat daar ligt
onder de kat, over de ontcijfering
van lineair A, krassen op vazen.
Dansend met het lichaam
en de hersenen af en toe
een duwtje geven, zachtjes.
Het enige dat gelijk blijft
is verandering.
Voettocht
Later: een plaat van het strand
bij Højen, van Viggo Johansen -
nooit in Højen geweest -
het linnen komt dwars door de verf
toch weer de geur en het geluid.
Eindelijk rustig de lucht bekijken
de architectuur van de duinen
loop ik bij Højen over het linnen
geen mens te zien: zee en zand
zoals tussen Bergen en Egmond.
Het diepe water
Het laatste moment bij het water.
Er gebeurde iets met haar ogen.
Ze leken donkerder en kleiner
te worden, krinpende cirkel.
Zij trok naar binnen
beweging waarin ik mee moest.
Zij werd zeer eigen
ook een teder embleem.
Verzoening
Maanden doof onder water
blind voor je zon.
Tegen de loodkleurige lucht
achter mij de zon, opnieuw
een boog, zo kleurig
dat het na het violet
niet op kan: nog eens
geel. groen, boven de stad
waar ik weg was.
Embleem
Het hangt desperaat
in het borrelglas
halfvol water
de steel gekromd
kroonbladeren nog paars
met een blad hijgend
over de rand van het glas
het Maarts Viooltje.
Thuiskomst
De voet van het standbeen
is dooraderd, al ben je niet oud.
Je knoopt vermoeid je jurk open
voor het bed met de dichte brieven.
Koffers staan te wachten
op het licht van morgen of
later, maar de handtas
wil snel geïnspecteerd.
De bloemen willen uitgepakt
en water, kunnen één nacht
wachten, maar de brieven niet.
Kom in bed, open het dek.
Gids
Ik ben graag in de berg.
Het is hier rustig en koel.
De lamp voor mijn voet.
Ik weet de weg.
Niemand hoeft te dwalen.
Ik toon beeld en gebruik
de schelp in het krijt
de donkere feestkoepel.
Ik laat de scheuren zien
maak een nieuwe grap.
Ik breek de vuursteen
open: oerwater.
Geheugen
We halen water uit de kraan
slapen boven, leggen de sokken
in de la, de truien hoog in de kast.
Dat hoeven we niet te onthouden.
We gebruiken het alfabet
voor onze muziek en boeken
vinden moeiteloos Gerlach
en Stravinsky of Rothko.
Maar waar is toch de bloeddrukmeter
de tube lijm en de ventielslang?
Waar in de supermarkt de ahornsiroop
en wat is de zin van ons leven?
Meisjes aan zee
Zo komen de meisjes samen
zes over land en ze stappen
éen voor éen op de vlonder.
Niet hangend aan een waslijn
maar als danseressen aan een bar
de rokken niet doorzichtig
licht in de wind boven stromend water
kijken naar het land.
Ze zijn even groot, muzieknoten
aan een balk, misschien zijn ze
aan het zingen.
Eén meisje wijst met haar teen
naar het water.
Meeuwen drijven buiten beeld.
(Sergei en Alexei Tkachev)
Elbe bij Dömitz
Nu kijken naar het woelende, stromende water
met de flikkeringen van licht tussen het duister.
Aan de overkant was het leeg, maar vrij, hoe
zou je daar moeten komen zonder brug of veer?
Hij zwom in een blauwachtig hemd, korte broek
nagels geklemd om een pakje op zijn hoofd.
Hij zwom met één hand, wist te weinig van de stroom.
’s Ochtends werkte hij nog in de bakkerij.
’s Middags at hij het verse brood met kaas en vlees.
’s Avonds sloop hij naar het water, op gympen.
Haalde diep adem, zwom met open mond, tot
de stroom hem greep en hij worstelend werd gezien
door soldaten op een boot die hem overvoeren.
Boven hem vloog een reiger naar het oosten.
De Elbe stroomt maar door, nu in het licht van de zon
op weg naar het westen, zo lang het duurt.
Den Ham
Boven de vleugels waar achthandig werd gespeeld
vlogen in het begin nog de vogels tussen de bladeren
omhoog en omlaag door het schilderij van het landschap
oud cultuurlandschap Middag Humsterland
maar toen later het licht steeds warmer werd
zagen we in de verte nog de boerenwagens rijden
waarschijnlijk met gras, geel reden ze naar de schuren
losten hun vracht en reden weer terug naar het land
terwijl intussen een sarabande van Bach weerklonk
traag kwamen koeien langs; ze liepen kalm tot het water
verlangden naar de avond, leken te genieten
van de muziek in de ruimte waar we zaten.
Lang of kort
Een spons leeft wel twee duizend jaar
maar wat heeft hij er aan als hij
het niet weet? De eendagsvlieg
weet het ook niet en is evenmin
bang voor de dood of de toekomst.
Twee duizend jaar het water filteren
voedsel verteren, andere dieren voeden
met wat overblijft en zelfs medicijnen
produceren tegen kanker en aids maar
wat hebben we er aan als we toch dood gaan?
Midzomernachtmonster
Het geruis van vleugels van een donkere engel
in jouw droom deze zomer, het lispelen
van een steen in de formatie, de plons van een veer
op het water en het schrille gefluit
van een zoogdier diep onder de grond.
De branding die als een kat over het strand loopt
waarboven een schaterende maan mooi weer speelt.
Het humeurig tokken van een boshaan
het onverwachte ploffen van de wijde medusa
de plotselinge schreeuw van het spierwitte zand.
Over het water komt een gruwelijk wezen
komt thuis, grijpt de nimfen met klauwen
van zeewier, druipend het gele slijm
en trekt uit hun haren de draad
van Ariadne, dwingt ze in zijn labyrinth.
De libellen
Waar de zwaan zwemt met vier jongen
over het kleine kratermeer Monticchio
zweven de blauwe libellen Calopterix Virgo.
Waar de vader zwaan de jongen bedreigt
die aan komt rennen om te vissen
vliegen rusteloos de blauwe libellen.
Waar de vader van de jongen zijn zoon redt
-angstig staat de jongen te wachten
tot de hand op zijn schouder hem rustig
leidt langs de blazende zwaan-
Daar dansen de blauwe libellen
over het water en schrijven hun brieven
over de zwaan, de jongen, het kratermeer.
Weg uit Zuidhorn
Over het kanaal weg
naar Middag Humsterland
Beswerd, Brillerij, Hardeweer
Krassum, Suttum, langs
de afgetichelde percelen
sporen van de Groninger
baksteen industrie, begonnen
door de monniken van Aduard
lage polders, zware zee-inbraken
vette klei, hoge luchten.
Nog verder, weg langs de Lauwers
door het drooggemalen land
naar de Waddenzee, nog verder
voorbij de eilanden, eindelijk
de zee, de zee, tot ver in het noorden.
Volg de rivier in Jiang Nan
Een man in rode kimono zit
met gekruiste benen in
een met takken bedekte hut.
Dezelfde man loopt op een brug.
Hij loopt voor zijn bediende
die een guqin draagt, muziekinstrument.
Achter de heuvel loopt hij het bos in
met een staf in zijn hand terwijl
de dienaar op een andere brug staat.
Na een derde brug praat de man
tegen zijn knecht op een overdekte
vierde brug vlak voor een waterval.
Boven de rivier kijken zij uit
over een immense watervlakte.
Op de begroeide kust hale vissers
hun boten op het land. Alle
gebeurtenissen gescheiden
in tijd en plaats, zijn verbonden
en de toeschouwer kan wandelen
in de heuvels en de structuur
van het landschap beschouwen.
Kan niet zeggen of hij
in de natuur is of
de natuur in hem.
(Naar ‘Landschap in de stijl van
Shen Zhou’, een schilderij van Yang Jin (1644-1728))
Vallende regen
Als jonge man luisterend naar de regen
vol vreugde om het zingen van de meisjes
op de buitengalerij boven het water. Achter hen zag ik
de schemerende rode kaarsen en de zijden godrijnen.
Als volwassen man luisterend naar de regen
vluchtend op een boot over de wijde rivier
onder lage bewolking, hoorde ik boven mij
de roep van een gans, worstelend met de westenwind.
En nu luister ik opnieuw naar de regen
in mijn kleine cel. Mijn haar is grijs.
Ik aanvaard treurnis en geluk, eenzaamheid
gezelschap met gelijk gemoed. Ik hoor
de regen vallen op de trappen van de tempel
tot een nieuwe dag komt, in helderheid.
(Jiang Jie, vertaald uit het Chinees en Engels)
In de grot van de blinde vissen liep ik verloren.
De vis was overal, fluïdum van vis
elke donkere plek op de grond was een graf.
Ik zag hoe naakt het water was, hoe rimpelloos
tot een vis blinkend opsprong.
Ik liep daar, geschrokken
door de pets op het water
ademend in de koude lucht, struikelend naar huis.
De tunnel onder het kanaal belopen
lange betegelde gang, bijkomen
uit narcose, schijnbaar uitzichtloos
een beetje vervuild. Buiten natte kou.
In het water een boot in de sneeuw.
Je stapte bijna mis op de treeplank.
De holte van het ruim verdeeld
met schotten, wegstervende echo's.
In beelden patronen zien opbloeien
uit wat je eerder zag, zodat de tekst
in mijn hoofd zich groepeert rond
komende klanken.
En toen laaide de oever op
op de plaats waar de brug
de overkant helder prijsgaf
hoog op tot in de hemel
zodat je nooit meer terug kon
je oog liet dwalen over water
lijnen in de lucht ging zien
de schaduw van een kleine wolk
en eindelijk in het centrum
van de vleugels in de ruimte
de gestalte van de brandende engel
oprijzend over huiverend land.
De hartklep, ragdunne, buigzame
ordening van drie kleine parachute-
achtige schillen, vouwt zich op zij
laat het bloed binnen in de kamer.
Een ritme barst plotseling uit in
een onbeheerste vergeefse razernij
wegstervend als echo's in een kloof.
Zullen we nog één keer het water opgaan?
Achter de grenzen zijn wij weerloos.
De wereld is een gevaarlijke plaats
alsof er een afvoerput bestaat
die wat je denkt te begrijpen wegtrekt.
Leve het water, de boten, de wegen, de auto’s..
Leve het leven in de oude krant
toen je nog niet wist waar het heenging.
Je bouwt een hek om de siertuin
graaft een vijver die blijft staan
ziet de muren van het woonhuis beven
midden in een lichtgroene tuin.
Ondertussen zit de stenen tijd
als jonge vrouw op haar stenen zetel
met de duif in haar bloedwarme hand
die zich elk moment kan verheffen
maar nu in alle rust bewogen
blijft en denkt aan hoe zij
uit kan vliegen door duisternis
over water naar een te bouwen nest.
De verminkte vingers van het meisje
houden haar niet: zij kijkt weg
droomt van een behouden huis
vergeet de duif die bij haar blijft.
De vrouw zit op haar hurken bij de put
wasbord tussen de knieën.
Zij lokt mij over de lange weg.
Ik ben veilig tot bij de put.
Neerduizelend naar het donkere
stille water, zonder spiegeling.
Het verlangen draagt al toenadering
in zich en de vrees de overgang
naar de vlucht. Ik wil niet mee-
genomen worden, ik blijf staan
beantwoord haar glimlach, kies
een andere weg, die ik maak in het gras.
Natuurreservaat
Hier mag zij rusten in modder
al waait het nu te hard
voor de aansteker, bevende vlam.
Hier aan de rand van het water
dat straks tot rust komt
als de wegwakkerende wind
is gaan liggen.
Ze gieten haar mond vol
haar gezicht.
Voòr de eenzame boomzwarte vork
die dan weer spiegelt, loodkleurig
terwijl in de verte enkele vogels
kalm gaan overvliegen.
Vogelhut Hekslootpolder
Gemaakt, met kijksleuven
daarin richtapparatuur
in de buurt van scherfvrije onderkomens
inlaatduikers en een nevenbatterij
veenweiland, open schootsveld
vanaf de keel van het fort.
Er wordt geschoten
met kijktoestellen.
De vogels bekijken de bouwers
van een afstand
zetten luchtwachtposten uit
zien hoe de natuurbeschermers
ondiepe poelen maken
nieuwe stadsmuur van water.
Ze hebben elkaar gewaarschuwd
zoals dat gebeurt in vogelkringen.
De ganzen, kieviten, grutto's
dansen nu op gras
zwieren in de lucht
plassen in het water:
‘Jongens, hier moet je komen
hier kun je je laten zien' .
Fulmarus glacialis
Als ik mijn ogen sluit, zie ik golven
waarboven stormvogels zweven
op weg naar een lage hemel.
Zij zijn alleen op de wereld.
Die enkele boot telt niet mee.licht grijs van boven, wit onder
verlopend naar donker, glijden
lang op gestrekte vleugels
af en toe een korte slag.
De kleine computer in hun kop
berekent snel de afstand tot het water.
Een vleugeltip raakt nauwelijks de golven.
Zij vliegen uren door in het duister
over de donkere wateren van mijn slaap
lichten fel op in de lampen van het schip.
De vader, de zoon en de gletsjer
Iedere berg of schots heeft zijn eigen identiteit.
Zij lijken maar stil te liggen in groen glas.
Geraas van vallend ijs, een raaf krast: kra kra
ik denk dat ik besta. De zon en de zee
staan weergaloos open, geen blauwe matrozen.
Nooit stilte. Zij staan voor de foto; de zoon
legt zijn arm om de schouders van zijn vader.
Achter hen het ijs. Zij mogen geen stap achteruit.
Nog even staat de foto straks op vaders bureau.
Als ze weg zijn glijdt de ijsval nog steeds.
(Met dank aan H.Marsman en I.Biemans)
Deur
Oud hout en groen, zonder klink
of knop: de deur waar je voor staat.
Hier moet je naar binnen, maar hoe?
Ik weet wel wat achter de deur
te vinden is: over de drempel
het landschap met diepe luchten.
Wolken die wegzeilen, overweldigend
licht dat weerspiegeld lijkt door water.
Je weet wat je te doen staat daar.
Het landschap intrekken, waden
door gras en kniediep water
terwijl je overal vogels hoort.
Abonneren op:
Posts (Atom)