donderdag 21 januari 2010

Het gras vergeten

HET GRAS VERGETEN

Aan Mei

Roerloos loof, windstil en doof
taal gelaten in de schaduw
van wat komen gaat.

Waar we vandaan komen.
Je ziet het: nu tintelt
ons hart nog zomerrood.

Je buigt je over naar
de spiegeling in het water
komen de stralen, donker.

1

't Was na de middag. Van het woud
ging uit een koele adem van bomen
waar zij doorheen liep met een lach.
Zij ging en liep doelloos voort

tot zij stil hield op een open plek
en met eigen ogen zag hoe het licht
zijn domein gevonden had
in zeldzaam schijnen op een plas

hoe het weerkaatste naar de lucht
en hoe de bomen weken voor water
voor haar lach die opklonk
in de ruimte waar niemand haar hoorde.

2

Zij wist niet dat ze ergens was
wel waren haar ogen open
zag ze om haar heen een bewegen
van mensen en geschitter van feest

maar voor haar was het leeg.
Zij luisterde naar zijn stem
terwijl ze danste en dronk
en praatte met wie om haar waren.

Of hij nu kwam en de deur
bewoog, wie haar kuste of streelde
zij wist niet dat ze ergens was
wel waren haar ogen open.

3

Zie, ik sta op de drempel, hij lacht
staat als een man op brandaarde
te wachten op wie hem zoekt
tussen verkoolde stammen en sterren.

En ik kan niet aan hem raken
blijf in het groen en tussen bloemen
verlangen naar zijn zwijgen
tot hij bij mij komt, mij komt halen.

Maar als de avond gevallen is
loop ik terug in het huis
ga eenzaam liggen en val
weg in dromend slapen, in nacht.

4

Hoog in de lucht een gezoef
en geknars van vleugels
halsstarrig op weg, de bekken
gesloten, de ogen op felheid gezet.

Ik lig in bed en denk je gaat
weg van hier, winter komt
en vindt me hier, alleen gelaten
zonder sporen, in vallende sneeuw.

Als ik je niet meer zie
zie ik je nooit meer, je bent
dood, ik hoef niet te luisteren
niet te zoeken naar je gezicht.



Ze kwam uit de duinen:
herinnering van wat ik was
gedoken onder harde wind
zand en zout tussen mijn tanden.

De jongen die daar speelde
en geloofde in zomerse buien.
Hij liet zijn vlieger dansen
trok ongeduldig aan het touw.

Haalde hem met schokken binnen
tot de kleur in het harde zand
een lijn trok naar hem toe
tot dat hij stil lag en gedood.

II

Terug

1

Je was het gras vergeten maar
dit is een geur uit je jeugd.

Je zat op je hurken en
opeens kwam het woord.

Toen je voelde aan die bloem
ook de naam van de vlinder.

Tussen alle groen rode daken
jouw felste herinnering.

2

Hoe je de dingen verwart
graf en vrouwenbeeld: waar
stond jij gearmd voor?

Was er een zuil voor Diana
voor het hotel, een beeld
voor het graf van de geleerde?

Wat heb je uit een boek?
De tegels glanzen nog, maar
verder is alles kapot.

3

In Brastagi bouwde je nesten
van mos onder de bomen.

Daar waren ook aardnoten.
Je was er kabouter Snelvoet.

Je speelde in het water
voortdurend bewust van je lijf.

Hoog in de bomen bloeide
mimosa: geel in het groen.


4

Je ging daar nooit de poort uit.
Nu zie je hoe lang het geleden is.
Je denkt dat het gat heel klein is
als een ei, maar het is zo groot

als een hek.


5

Bang voor de straten, het water
de mensen die kijken en roepen.

Jij mocht niet van de hoofdweg
niet naar de rivier en zeker niet

met een bootje over de rivier
en dan met een busje naar een dorp.

Je wilt steeds maar slapen
dan hoef je niet op straat

in de herrie, de stank, te zoeken
naar niets.

6

Jouw huis lag verder van de stad.
Het is ingehaald, ingesloten.

Je herkende het aan een half-
rond muurtje: daar zat jij op.

Dit was de eetkamer en daar
sliepen jouw vader en moeder.

Hier is je kamertje en zó
keek je naar buiten en wuifde

naar S. die verliefd op je was.
Hij woonde daar achter die boom.

En hier op deze plek: je moeder
woedend. Je had iets getekend.

Een jachtgodin die niet mocht.
Jouw dagboek ging dicht.

Later kwam S. in Holland
kijken of jij er nog was.

7

Jij bent nagekomen in Indië
zodat je altijd alleen was
met de baboe en de boeken.

Aan de andere kant
van de rivier kan het
leven heel anders zijn.

Wie is de grijs-groene figuur
tussen de boom en het raam
in de verte? Een boomvrouw

die staat te loeren, een prins
die vraagt wat jij doet en
zwijgend wacht op antwoord?

-

Emigrante

Het meisje rechtop aan de reling:
afscheid van het vlakke land.
Nog niet op weg naar de bergen
in het oosten, de kruidige lucht.

In haar hoofd kou, het schaatsen
de jongen aan haar zij, blozend
sleept hij haar over de fortgracht
tot zij doodmoe komt bij het begin.

Nu de Nieuwe Waterweg, stil
kijkend naar schepen die passeren.
Windstil, bij Hoek van Holland mist
zodat die kust nooit verdween.

-
Zestien

Het meisje uit Indië, open

en gesloten tegelijk, weerloos

en geharnast, naakt, gekleed
in haar wijde rok, verlangend

naar Holland, staat ze onder
de waringin voor de veranda
of aan boord van de Oranje
gezeten aan het afscheidsdiner.

Denkt ze aan de wereld
die gesloten is, de weg terug
de mannen die kijken en haar
soms benaderen als een vrouw.

-

Groei

Zoals de herinnering aan vorm
in mijn hand zich langzaam
aanpast aan je borst
groei ik weg van hoe je was

omdat we gemaakt zijn van tijd
en alleen kunnen vervallen
uiteenvallen, zoals het glas
in scherven, nooit terug

maar ik maak jou
zoals jij mij laat groeien
mijn hand zijn verlangen
geeft naar hoe je bent.

-
Klank

Zij speelde op een afstand piano
en ik hoorde metrisch een klank
steeds terugkomen in het lied
een klank op aLstand, van hout

die de melodie tegelijk versterkte
en verdrong, vroeg om aandacht
zoals zij in al haar handelen
beweging liet zien en aandacht vroeg

voor wat zij met haar leven hier
in huis wilde met zichzelf, met mij
en daarbuiten, tot de melodie
die ene klank ritmisch in zich opnam.

-
Vita

Wordt haar leven verklaard
door de tuin, omdat zij zegt
dat zij heeft leren leven
met de wisseling van seizoenen?

Zoals zij langs de planten gaat
en hier iets aardigs mompelt
en daar schrikt, een stengel
schikt, een slak verplaatst

een uitgebloeide bloem weghaalt.
Zij loopt urenlang te kijken
en zegt: dit is werken, lezen.
Soms weet ze niet van waar

het komt, soms klopt het
met het plan van vorig jaar.

III

Vermenigvuldiging

Ik zie je overal lopen
of fietsen, vaak luchtig
gekleed, je hoofd opgericht.
De zon op je gezicht, wind
door je haren. Je ziet me
niet, op weg naar bloemen.
Je rijdt of loopt steeds
uit beeld, je mond in licht
je ogen in schaduw, dood.

Je hebt jezelf vermenigvuldigd
en verdund tot zo veel gezichten
dat je wegraakt in vergetelheid

-

Je gaat en staat

Je gaat iets nieuws vertellen.
Ik kan niet meer zien wat ik weet.
De dingen zijn vreemd geworden.
Je handen liggen op tafel gespreid.

Mijn koffiebeker lekt, op de tafel
verloopt steeds wijder de kring.
Het helpt niet of je een doek pakt.

Wij bewogen in rust, in vloeiend
kijken naar de ander, stilstaand
water, we begrepen alles in één.

Nu ben je weg, terwijl je praat
en uitlegt waarom je nog even
blijft, er beweegt niets meer
door je woorden, je staat en gaat.

-

Vlucht

In haar droom met moeite
omhoog gekomen, niet hoger
dan een hoge boom, vallen mijn
vleugels uit, dwarrelt vaag

wat mij droeg als bladeren
weg in de turbulente lucht.
Als aan een kruis hang ik
hijgend aan mijn grens.

Voorlopig alleen mijn hoofd
gevallen op mijn borst.
Nog zwevend met gestrekte
benen boven de stijgende grond.

-
Weerzien

Elke avond verwacht ik je
bij de brug te zien, je staat
er koud en lachend te wachten
op mij, bij het water, in 't licht.

We lopen samen naar de bomen
en praten over vroeger toen
ik je nog zag en met je lachen kon
voorje weg was in de stad.

Je bent er. Waar moet je slapen?
Wat is er gebeurd, hoe benje gekomen
hoe ga je weg nu je hier bent?
Je lacht: je bent er nooit.

-
Misplaatst

Meisjesachtig staat zij
in de keuken de kopjes
van de ander af te wassen.

Een gast zegt: je staat hier
alsof je hier hoort en even
blijft haar antwoord uit.

De gastheer hoort wat ze zegt.
Hij denkt: de roos is rood
de roos is wit, de roos in mijn tuin.

Nu zijn de kopjes schoon.
Zij keert zich van het aanrecht
drinkt gulzig van de rode wijn.

-

Pasen

Terwijl het zo lang duurt
gaat het toch steeds voorbij
als passie-muziek, die herhaald
stroomt en stroomt tot het stil is.

De dag begint, de klok tikt
postzegels worden gestempeld
de brief bezorgd en je woont
al niet meer bij het water.

Zoals je hangt in de lucht
gesprongen, aan de parachute
razend snel nader je de aarde.
Kerstmis? Het is al Pasen.

-
Thalassa

Als ik afscheid neem
van de zee en me telkens
weer omdraai en denk: nu
nu zie ik haar voor het laatst

hoe ze daar ligt en beweegt
stil of golvend tegen het zand
de kleur van de lucht
de geur van de wind

en als ik even verder loop
is ze weg, voorgoed verdwenen
niet op te roepen, onkenbaar
verscholen achter de duinrand.

-
Antwerpen

Een vrouw op het balkon
langs de spoorlijn
in Antwerpen in een witte japon.

Zij heeft het koud daarboven.

Niettemin staat zij glanzend
tegen het grauwe herenhuis
kijkt over de trein heen
en denkt aan de hoge kamers
in haar rug, de nachten achter haar.

-

IV

Vis

In de grot van de blinde
vissen loopt hij verloren.
De vis is overal, fluïdum
van vis, elke donkere plek

op de grond is een graf, nu
kun je nauwelijks zien hoe naakt
het water is, hoe rimpelloos
tot de vis blinkend opspringt.

Hij loopt daar nog, geschrokken
door de pets op het water
ademend in de koude lucht
struikelend naar de uitgang.

-
Bij Bamberg

1

Het beeld van de boom
in de rivier, in de langzaam
stromende rivier, voor de oever.

Daarachter het okeren koren
het bos en de blauw-grijze heuvel
in de verte, onder de lucht.

Twee wandelaars, één wit
één zwart, bewegen langzaam
met de rivier mee, door het koren.

Zij verdwijnen achter bomen
worden nog even zichtbaar in
de ruimte tussen takken.

Alleen nog rivier.
De boom in het water
verduistert traag.

2

Een beetje bitter en zoet
mengeling van bomen
water, zon, voor het eerst
in Bamberg, lopend langs

de rivier, heftig in vlagen
een kruidigheid die altijd
bestond, maar nooit herkend
tot het geurbeeld, klaar

gemaakt voor herinnering
een naam kreeg en alleen
nog verwees naar een plaats
en een tijd zonder betekenis.

-

Archeologisch museum

Niet het hart maar de taal
heeft haat opgeroepen, staat
gekrast in terracotta, oud
vierduizend jaar, Soemerisch.

Taal van de liefde, de wet:
trouw een vrouw naar je keus
neem een kind als je hart
er om vraagt, pas dan.

Als een vrouw schuldig is
aan de dood van haar man
wegens een ander, zet dan
haar hart op een staak.

-

Yerabatan Saray (Verzonken Paleis)

Waar het licht zich beweegt
tussen zuilen over water
en uitzicht biedt op ruimte
beslotenheid in duister

naar je toe komt en zich
verwijdert terwijl geluid
van vallend water muziek
van bijna nu doordrenkt.

Afdalend vind je de Medusa
omgekeerd onder een pilaar
en nog een keer, haar versteende
wang steun zoekend onder water

-

Thuis

Vannacht liep ik weer te dwalen
in een wijk tussen Istanbul
en Moskou, de rand van een vreemde
stad, tussen stilte en chaos.

Ik geloofde mijn ogen niet
en kwam overeind op mijn knieën
om naar buiten te kijken
naar het licht onder de bomen.

Je maakte me wakker en vroeg
wat ik deed. Ik kijk waar ik ben
zei ik, toen langzaam het beeld
van mijn straat schoof door die stad.

-

V

Gedicht

Ik wil je steeds weer
proeven op mijn tong
laten dansen in de lucht
aan het eind van de regel.

Het is niet genoeg als
ik weet dat je bestaat.
Niet hoe je voelt, maar klinkt
een precieze foto van vormen

in juist die ene constellatie
en dan pas hoe dat voelt.
Je bent er als ik je uitspreek.
Je groeit als ik je hoor gaan.

-

Ik wil je foto als een gedicht
overlezen, kijken hoe de woorden
je kleden, je mond iets zegt.

Achter je is het donker
vermoed ik het zand en het water
hoor ik de golven van de eb.

Met een loep zie ik het rijm
van een ring, een horloge
het licht in je hals, zacht wit.

Ik probeer je uit het hart
te leren, maar de woorden
verdwijnen zonder kleur.

-

Ik heb een beeld vergeten
dat ik daarom neer moet zetten
opgestuwd door liefde, weg-
getrokken door eigen gewicht.

Zoals een duif zichzelf optilt
naar een tak, daar even blijft
maar wegvalt als ik kijk.

Of: omdat ik de bloemen
in de trein heb laten liggen
blijven ze langer staan.

-

Er woof de dood naar mij
in een vleugel die de wind
deed wieken op het asfalt

nog vastgeplakt en stervend
eiwit en altijd stille mineralen
wapperend vrolijk bijna.

Ja, stil maar, ik kom
nog niet, nog even wil ik zien
hoe vleugels staan in de wind.

-

De dood ligt als een lang
gestorven paard op de rug
van het paard dat zich verzet
tegen de last en stappen wil.

Ik zie hoe een spier van de merrie
haar bedachtzaam laat bewegen
in haar dijbeen, langs een hek
en hoe die beweging zich voortzet

tot in haar hoofd, haar neus
en zij zich langzaam neerlegt
zich overgeeft aan het paard
op haar rug, zich neervlijt.

-

Iduna

Elke dag een appel.
Je draagt de schaal
en laat mij nemen
wat ik kies, een beet

zolang ik hier nog ben.
Ik kijk naar buiten
zie de wind in het gras
en de bloeiende boom.

Mijn tanden in het vrucht-
vlees, wit op wit, sap.
Je staat te wachten tot
ik de schaal weer overreik.

-

Lezing

Langzaam zakt de rol
met het Japanse schrift
langs de lessenaar omlaag.

Wat gelezen is blijft beeld
de klank verstorven.
De dichter laat andere
figuren zingen, kleine zegels

schilderingen, logogram
voor vuurberg of de vrouw
die goed is, die je moet lief-
hebben, als de dichter.

De zilveren achterkant
spiegelt de luisteraar
die altijd later komt.

===========

vrijdag 8 januari 2010

De vrouw van zwaarden


DE VROUW VAN ZWAARDEN


Brief



Uit het duister schrijf ik

je een brief, gesloten

in mijn huis, mijn hand

in het licht, peinzend



over hoe het papier

in jouw handen komt.

Ik zie geen letters meer

jouw beeld in mijn hoofd.



Het geeft niet of je dit

hoe lang je ernaar kijkt.

Je hoeft niet te komen.

Je bent er als adres.
==

Beweging



We moeten soms schandelijke

dingen doen omdat we eenzaam zijn.



Elke beweging is goed of slecht

en we moeten bewegen



als een graszode onder

een scherpe ploegschaar



is ieder van ons een kuil

voor de ander, in bed of aarde.
==

De vrouw van zwaarden

1

Waar je naakt ligt te slapen

je arm geheven, het licht

vloeiend over je borst



het laken met schaduwen

weggegleden van je heup

ben je het meest van jezelf.



Daar ben ik het dichtst

bij je, nader kan het niet.

Mijn ogen nemen jou in.



2

Zij wordt geboren uit papier

een oog nog dicht, een wimper

de aanzet van haar neus



dan haar hoofd twee maal

in spiegelbeeld: de vrouw

van zwaarden, nog slapend



slapend tussen de regels.

Het bewolkt landschap

laat zien wat gebeurt.



3

Je haar valt als water

buiten gezien door het raam

waarvoor je ligt te rusten.



Je ogen gesloten, glimlachend

omdat je weet dat ik kijk.

De bedrand verzamelt duister.



Het stroomt en het stroomt.

Waarom zouden we nog wachten

tot het allemaal droogvalt?



4

Nu het lijkt of je slaapt

geeft het niet dat je dood

gaat - je ligt met je mond



half in het kussen. De lamp

haalt nauwelijks de hoek

van de kamer met het bed.



De warmte van je huid

zal blijven gloeien

in de kou die ik vergeet.

==
Droom



Je lachte, je liep naar me toe

alsof je hier woonde. De appel

waarin je beet. Een beetje hijgend

met herinnering aan wat rijmde.



Vreemd hoe jouw beeld de dag

doordringt en hoe alles

opgenomen wordt in heugenis

mooier dan geschiedenis.

==
Passage



Je liep rood in het landschap

trots, en de wind golfde

door je jurk en je haar

dat vloekte met het katoen.



De hond aan je leidsel trok

in den blinde, begreep niets

van wat je teweegbracht, jijzelf

evenmin, rood in het groen.



Ze keerden het gras

toen ik langsreed



tot ik het niet meer zie.

==
Het diepe water



Het laatste moment bij het water.

Er gebeurde iets met haar ogen.

Ze leken donkerder en kleiner

te worden, krinpende cirkel.



Zij trok naar binnen

beweging waarin ik mee moest.

Zij werd zeer eigen

ook een teder embleem.

==
Begin



Hoe alles begon uit het niets

zonder enig begrip voor kleur.

Er was alleen jij, altijd

zonder tijd, in het wit.



En jij zei 'licht'

en ook het duister begon.



En de weg naar jou toe

het gras, water en lucht

kregen jouw glans

tot iedereen het zag.

==
Gebrek aan fantasie



Alleen maar de kamer binnengaan

samen, een tas in de hand, een jas

misschien een bos bloemen, wijn

en twee glazen in de tas.



Verder niets, wellicht het bed

even zien, opgemaakt, het bad

leeg en schoon, de verborgen

belichting, de deur nog open.

==
Misleiding



Ik omcirkelde je huis

brieven en telefoongesprekken

in mijn tas, ik zweeg een week

Toen belde ik je uit bed



en schreeuwde door de hoorn.

Je gooide je deur open

en liet me binnenstormen.

Ik rukte alle prenten



van de muur, verscheurde

je post, vertrapte je planten.

Sprakeloos zag je mijn angst

tot ik je neerhaalde op de vloer.

==
Verloren huis



Kijk niet om, zei je nog.

Ik loop mank van je slag

maar ik moet vluchten

met alles wat me lief is.



Jij blijft staan naast

vallende meubels, krakend hout.

Het dak valt open. Niets

kan de kamer redden.



Achter me hoor ik

het branden van het bed.

==
Terugreis



Niet doen, fluister ik

als jij dichterbij komt

je hand aan mijn jas.



De trein wacht, nog even

blijf niet staan.

Je duwt je van me weg.



Ik wil je zien lopen

naar waar je woont.

Nu duurt de terugreis.

==
Alauda arvensis



Je laat je nog even zien

dichtbij, maar al onbereikbaar

trillend dans je om me heen.

Je wijkt in een zwierig afscheid.



Dan klim je omhoog

de blauwe lucht in

steeds hoger en je begint

te zingen tot ik duizelend



wegval, tegen de zon in.

Je trappelt in de lucht

onzichtbaar bijna - je vult

de ruimte met pure aanwezigheid.

==
Verplaatsing



Duizenden vogels in twee bomen

de achterhoede in de lucht

de bomen zwart in knop.



Toen ze wegvlogen

veerden de takken op.



Het zoemende slaan van vleugels

een drift van beweging

met een geluid dat nergens

dan hier te horen valt.



Een geluid van drift

en ontsnapping, nog hangend

rond de boom.

==
Hemellichaam



Je schreeuwt zonder stem

terwijl je naar me glimlacht

en je zuigt me naar je toe

als een gat vol licht.



Suis heen, laat me gaan.

Nee, blijf staan, ik wil

luisteren naar je stilte

zien hoe het uitdooft.

==
Weg



Als je geen toekomst

word je verleden

zoals je weg bent

in een ruimte

waar ik niet ben.



Als je lacht in de zon

naar een toevallige

passant, het glas

aan je lippen

nauwelijks drinkend.



Eenvoudige handelingen

terwijl je denkt.

Je buigt voorover

pakt een brief op

kijkt naar de telefoon.

==
Verzoening



Maanden doof onder water

blind voor je zon.



Tegen de loodkleurige lucht

achter mij de zon, opnieuw

een boog, zo kleurig



dat het na het violet

niet op kan: nog eens

geel. groen, boven de stad

waar ik weg was.

==
Embleem



Het hangt desperaat

in het borrelglas

halfvol water

de steel gekromd

kroonbladeren nog paars

met een blad hijgend

over de rand van het glas

het Maarts Viooltje.

==
Kleur

De wereld is vol kleur

die 's nachts verdwijnt

en 's morgens komt.



In het verblindend licht

is zwart een troost

na de brand van chromaat.



's Nachts is het geel

verdwenen, het blauw

een donkere vlek.

*

Opgenomen worden door kleur

drie muren loodrecht op elkaar

die zich in wit versterken.



Blijf kijken, geef antwoord.

Maar hoe kijk ik bij ontij

als ik zelf niet verdwijn?



De voorstelling is van mij

de troost van koeien

twee koeien, de koppen



naast elkaar, zusters

godinnen bij de grens

en het portret van Dante



in blauw op de muur

maar vriendelijker, jong

en nog voor Beatrijs.

*

Hoe in de avond

vooral het wit

zich kleurt, geen wit



blijkt te zijn

en hoe later

de kleur krimpt.

*

Kleur vasthouden in een bunker

half onder duinzand verscholen

maar met een glazen dak.



Kleur heeft een tijdelijk

bestaan, nachtschade

ochtendgeluk als zij terug is.

==
Pruimen



Als je zo veel van kleur

houdt dat je dagen, weken

studeert op dit rood purper

inlevend wit gevangen



pruimen in een neteldoek

gebonden in restjes touw

van de markt meegebracht

gedurende kilometers wandeling



gloeiend tegen het duister

van een onbekende achtergrond

dan mag je ze eten, sap

en vreugde blijven bestaan.

==
Hommage aan R

Er is verlangen in je ogen

als je over de ontbijttafel

kijkt naar verten achter mij.



Je luistert naar de stem

in de radio die lente

en weinig wind voorspelt.



Je denkt aan bloemen

in de tuin, aan vochtige

vruchtbare aarde.



Terugkerend tot de thee

en het dagelijks proza

hoor je nu pianomuziek.

==
Telefoon

Juist in het zwijgen

toont zij haar liefde

gewond, in zichzelf

een masker, een kuil.



De telefoon gaat tevergeefs

of je de hoorn neemt of niet.



Ik weet niet wat ik

je ga zeggen - de woorden

komen als jij komt

als ik sta te wachten.

==
Verlangen



Laat het nu eens in de diepte

slaan, een omgekeerde heilige

geest die dit beeld: hij staat

er lang, ik zie hem in zijn lengte

vreemde geliefde, belachelijk.



Toen sloeg het toch ook in

waar hij naast me zat.



Laat het tot me doordringen

dit beeld zodat ik verder

vriendelijk kan kijken, lachen

zodat hij niet meer fascineert.

Kom heilige geest: wees wreed, genees.

==
Op weg



Je staat maar nauwelijks

op gras op blote voeten

of je gaat al weg van huis

de wei over naar de bosrand.



Nu sta je nog te kijken

naar je handen, je witte

bloes steekt helder af.

Wat trekt je in het duister?



Wat wil je met je handen?

Laat ze maar los, kijk

waar je loopt, denk

niet meer aan huis.

==
Pelgrimage



Nog maar net vertrokken

uit de stad en nu al dorstig.

Hij vraagt water aan het meisje

bij de put maar ziet niet



hoe zij kijkt naar zijn ogen

terwijl zij het kruikje vult.

Hij wendt zich naar het pad

waar de anderen lopen.



Zij ziet hem nachtblind gaan.

Zij moet terug naar het huis

bij de stadswal. Hoe lang

gaat hij? Wie lest zijn dorst?

==
Ontdekking



De vrouw slaat het gordijn

in ??n ruk open om het naakte

lichaam van de ander prijs

te geven aan het volle licht.



Zij ligt verzadigd achterover

in haar diepe slaap onwetend

maar in het plotselinge licht

begint haar huid te glanzen



in een geopenbaard geheim

buik en benen warm wit

de schaduw van haar borsten

zacht gekleurd tegen het bed.

==
Thuiskomst

De voet van het standbeen

is dooraderd, al ben je niet oud.

Je knoopt vermoeid je jurk open

voor het bed met de dichte brieven.



Koffers staan te wachten

op het licht van morgen of

later, maar de handtas

wil snel geïnspecteerd.



De bloemen willen uitgepakt

en water, kunnen één nacht

wachten, maar de brieven niet.

Kom in bed, open het dek.

==
Interieur



Vier dunne stoelen om tafel

in de bijna lege kamer

die steeds lichter wordt

bij het raam de fauteuil



van opa, van ondergang

gered, de stoelen praten

nog wat na in de ochtend.

Zij wachten op de dingen



die gaan komen: mensen.

Nu alleen het milde licht

op het tafelkleed, asbak

schotels, dienstbaarheid.

==
Dans



Vier mensen aan tafel

in wit, wit licht

en een ander die komt.

Praten zij of kijken?



Uitzinnig danst de ander

tot zij loskomen één

voor één van hun stoel

beleefd luisteren naar



hoe het licht verandert

terwijl zij weg danst

en één zich vallen laat

de anderen blijven staan.

==
Thuis



Het televisiebeeld nooit

zo mooi als wanneer

de weerspiegeling van de dag

in het donkere glas



licht geeft: de lucht

door het raam, bomen

omlijst door de gebogen

boekenkast, de glans



van de houten vloer

een stilstaand beeld

met af en toe een vogel

die de tijd aangeeft.

==
Statie



Hoe zij verstilt

tot glanzend water

tussen randen groen

na de reis onder bomen.



Dood als persoonlijke

vijand, vrouw als rivaal.

Wat gaat hem de lente aan

bij het lied van de aarde?



Hij gaat neer in de ring

nadat hij voor haar zong.

Nu klinkt de stilte.

Spiegel, omfloerste trom.

==
Ruimte



Hoe groot de wereld is

hoe ver eb, hoe diep

de weg in Brazilië langs

palmbomen en tamarinde



naar de waterwegen

van de rivier en mensen

met manden op hun hoofd

op weg naar hun huis



en achter de bergen

het oerwoud, de donkere

goden, vermoede apen

vissen op weg naar zee.


==
Rust



Hij staarde in het water

maar verloor zich al gauw

in onbestemde gedachten

omdat niets minder geschikt is

ergens over na te denken

dan een stromende rivier

waarin alle gedachten beelden

worden en alle beelden verglijden

in water dat komt en gaat:

muggen, zwaluwen, vlucht.


==
Geschiedenis

Asters onder de lamp en appels

de tinnen koffiekan met kopjes

en onder de tafel het gat

naar de mijn, mijn vader omlaag



hakkend, de lamp in zijn helm

naar een wereld vol gruis

desastreus, moeder zet koffie.



Ik zit aan tafel te denken

aan later als vader

weg is en moeder.



Aan een andere tafel

schrijf ik, onder de lamp.

==
Leven



Even, een seconde of zo

een handeling verbeelden met begin

en eind en alles wat daartussen...

Is dat zo veel minder dan leven



zestig jaar of langer met een huis

een zee, boten van hier naar daar

andere bomen, geuren, taal

of alles op één plaats achter glas?



Waar het om gaat, het gevoel

te leven van een punt naar

een volgend, liefst nog rond-

gaan tot het uitgangspunt.


==
Schrijven



Ik moet wel schrijven zoals jij leest

een ontleding van wat ik ingewikkeld voel

wat ik samengebald zie: een oude man

op een fiets die naar huis verlangt

en kijk - jij ziet hem oud

en op een fiets en dan pas

dat hij naar huis, ja en verlangt.

==
Gids



Ik ben graag in de berg.

Het is hier rustig en koel.

De lamp voor mijn voet.

Ik weet de weg.



Niemand hoeft te dwalen.

Ik toon beeld en gebruik

de schelp in het krijt

de donkere feestkoepel.



Ik laat de scheuren zien

maak een nieuwe grap.

Ik breek de vuursteen

open: oerwater.

==
Egyptisch



Negen centimeter groot

is het gat naar de put

waar de zonneboot

ligt te wachten.



Een boot in de grond

geborgen in segmenten.

In de kajuit op het dek

staan glanzende kisten.



Veertig meter is de boot

als hij gaat varen

van oost naar west

weg van Gizeh in Dashar.



Binnen het cederhout

het goud, de oude lucht.

==
Cycladisch

1

Zo eindigt een zeevaarder

die zeilde naar Kreta of Troje.



Zijn lijk ligt op de rechterzijde

rug naar de achterkant van het graf

in gehurkte houding

armen voor de borst.



Zo eindigt een zeevaarder

voor de gesloten ogen

een loden modelschip

naast hem het idool.



2

Het eilandenmarmer is stil.

Haar delta boven de dijen.



Een vrouw, de borsten

licht aangezet, in kalme

extase, op de tenen

de armen gevouwen, klaar.


==
Dood

Ik zal mijn dood niet zien

in de laatste seconde

als mijn lichaam neerblijft.

Ik zal niet weten hoe kracht



van het liggen naar

het dromen wegdrijft.

Ik zal niet zijn die ik was

als dood mij leegdroomt



en tot de laatste leden stijft.

Maar dit verwart mij het meest:

het oog dat nu leest, zag

nooit de hand die nu schrijft.


==
Sluier

Ik zal me voor je verhullen

en zo aantrekkelijk zijn.

Ik geef me, ik wijs je af

achter tule verborgen.



Vertel me nog eens over

die ander die nader kwam.

Hier sta ik, beschikbaar

raak me niet aan.

donderdag 7 januari 2010

Een faun bij de grens

EEN FAUN BIJ DE GRENS

Fountains Abbey

Een kleine faun vlucht

over de stenen, het maaiveld

onder de gothische boog

naar de bossen erachter.


Zijn armen zoeken evenwicht

geen mens meer te zien

honderden jaren zijn gesleten

langs de poorten naar buiten.


Hij ontkomt niet aan de kijker

maar laat leegte achter zich

regen en wind zullen komen

over de stenen, het maaiveld.


A bigger splash

Je staat maar aan de rand

van het zwembad en je kijkt

naar de warmte in het water.

Waarom spring je niet?


Marmer-witte rimpels

drijven onder de zon.

Hij zwemt rustig onder water

naar de andere kant.


Hij hoort de auto's niet

optrekken, rusteloos sta je

op jezelf te wachten, gespannen.

Wanneer breek je door het oppevlak?


Blok

Welk teken wordt mij gegeven

als een houtblok zich juist

op het moment dat ik opkijk

omwentelt - als een bloedend

varken - en ruggelings neer-

stort in de vurige as

als het toegeven aan het mes

het opgeven van rokend verweer

uit het zicht achter andere blokken?


Pas later gaat het branden

rood oplaaiend, hitte gevend.


Chnoem

Terwijl zij praat, kijk ik.

Zie de achterkant

van de rechtopstaande sjoelbak.


Maar in de tekening van het hout

steeds duidelijker een sater


nee, een Egyptische god van lust.


Zijn korte naakte benen onder

de buik zijn geheven geslacht

daarboven het zwetende lijf


en uiteindelijk de trotse kop

glimlachend om de verl;iezer.

Een ram met dunne lippen.


Paar

Voor de blinde muur gaan staan

los van elkaar, gezwegen, wachtend

nadat zij in vertrouwen naar hem keek

en niet weten wat hij voor zich ziet.


Haar hand zoekt steun bij de andere

in los contact, de bloes gesloten

met open flap gevouwen dicht

klemt zich aan een nagel vast.


Zijn glimlach gesloten vastgezet

een nauwelijks gebogen streep

staat even stil voor de goede orde.

Hij laat haar; één stap naar voren.


Berlijn. Een winterreis

1 Politiek

De grenswacht bekijkt de lege

achterbank en ziet de schim

niet die wij aanwezig weten.


Bij Grünewald kijkt hij tot achter

in de bossen - hij wil alleen zijn

maar de auto rijdt door tot in


het centrum voor de Deutsche Oper

waar we Tosca zullen zien, een drama

van verraad, maar anders, verouderd.


Soldaten voor het sovjet-gedenkteken,

in de lucht oplossend prikkeldraad

hier beneden groeiende concertina's.


Studenten uit Keulen of Braunschweig

dragen hun gekleurde petten maar

iets nonchalanter dan hun vaders.

2 Reis

Op een parkeerplaats

met de ijzige naam Raststätte

de tafel waar voor eeuwig

banken staan, aanschuiven

is niet mogelijk, op het blad

zijn voetstappen helder afgedrukt

op sneeuw, op half mat en nu

op dit papier, zijn aanwezigheid

niet meer weg te nemen

dooi smelt alleen de herinnering.


3 Nollendorfstrasse

Waar zij haar vrijheid celebreert

in de woorden van de leraar Engels

Isherwood, wiens naam ik steeds

weer moet bedenken via het Duitse

Ischendorf: van dorp tot bloeiend

hout van haar verbeelding.


De huizen nog intact achter

de negentiende-eeuwse façade nieuwe studenten

lambrizeringen stenen guirlandes

ijzeren symbolisme.


TOTale Freiheit für TOT!

Ik heb het koud

sleep Berlijnse briketten aan

in sleden.


Ruime binnenplaatsen om te spelen

je op te sluiten in een ton zo groot

als een slaapkamer, rol je door

mijn kou in jullie warmte heen en weer.


Of in een ton met spijkers, naakt

rol je door de straten trouweloze

tot in het water van de Spree

langzaam drijf je naar de Noordzee.


De pracht van een vergane liefde

voor onze ogen vervallen maar

nog steeds majestueus, pilaren

met krullend Ionisch kapiteel

erotisch ijzer in de deur

een gat van licht achter het marmer.


4 Egyptisch museum I

Het Egyptisch echtpaar zit

drieduizend jaar saamhorig

rechtop, hun armen om

elkanders middel naast

echtpaar uit Giza, vijfde dynastie

hun beeld onscherp, op de rug

gezien, haar hand rust nog

steeds losjes op zijn schouder

pas in de spiegeling scherp

bezonken kijkend door de tijd

zien ons niet meer lopen.


Ik sta erachter

neem ze via glas

met mijn eigen spiegeling.


In de schouwburg zat je met je heup

tegen zijn heup en het wond je op?


II

Ik begreep het niet

die foto tegen de muur

van mijn kamer toen

je achttien was

je zat op de dijk

niet eens en profil

wegkijkend naar de zee

trots, de hals van Nefertite

toch zacht en warm.


5 Dahlem

Hij laat de oude vrouwen strompelend

komen, met kruiwagens desnoods

laat ze zich ontkleden, voorzichtig

glijden in het water tot de grens

krom en vervallen, daarna verjongd

met strak vel klimmen ze eruit

worden ontvangen door stralende

mannen die de nieuwe kleren

wijzen in een rode tent waarna

in het open veld een vrolijk maal

ze klaarmaakt voor de liefde.


(Lucas Cranach de Oude schildert

op lindehout de Jungbrunnen.)

6 Centrum

Ze ligt in een ronde kamer, streelt

haar heupen, haar benen open

luikjes vallen even weg

ziet ze de mannen kijken, streelt

haar borsten tot zachte klei


andere deurtjes met foto's van billen

geslachten en allerlei soorten haar

of geschoren, in het hokje een spiegel

voor de film: de nieuwe leraar

volgt het meisje met de zwarte rok


aan het eind van de gang deuren

met een mutautomaat, kun je

naar binnen, je opent je broek

en leidt je geslacht in een vochtig hol

bewegen tot het zaad komt, bewegen


het gaat door: deuren met foto's

het gat in de vloer, liggen, bewegen

en als je zo niet bevredtigd raakt

geef je je bij de kassa op en kijken anderen

naar jou of naar hem terwijl hij met haar


7 'Pure fantasy' (Pinter)

Hoe jij in hem opgaat

hoe hij in jou beweegt


en jij richt je even op

in mijn droom om hem

te bekijken: ik word warm

van zijn lieve gezicht

zijn ogen, zijn domme haar


ik word warm in jouw

schoot - nu ga jij bewegen.


8 Oost

Voor je onder de grond gaat

moet je geld wisselen, je wordt

betast door grauwe beambten

die spiegels boven je hoofd houden.


Door nauwe sluizen en gangen

trap af trap op tot je het spoor

bijster raakt en je niet meer

weet met wie je reist.


Uniformen in morsige hokjes

bovengronds niet meer bereikbaar verkeer

stilgezet met muurhoge grendels

een stille wachter op een dood station.


De antenne loopt schuin met de hond

mee aan de overkant van het water

geen sporen in de sneeuw, enkel

witte kruisen met namen van doden.


Oude vervallen musea, ook met gestolen

kunst, geen geld voor echte suppoosten

oude vrouwen zitten in was te wachten

op de tijd, soms een bezoeker voor Cézanne.


De achttiende-eeuwse parade bij Postdam

voor de garnizoenskerk die zo'n beeld

nog weet te staan, met trots en heimwee.

Unter den Linden is het koud.


9 Hotel

Je wast je borsten ook al is het water koud

ik begrijp het niet: hoe kun je schrijven

naar de ander: ik voelde me zo gelukkig

de hele dag, ik voelde dat je van me hield

en zeggen: dat heeft niets met jou te maken?


Sneeuw bedekt de auto

hij kan op de divan slapen

of tussen de deuren staan

we kunnen de kamer ook vol

leggen met zachte matrassen


en waarom niet in bed

één bed is breed genoeg voor twee

personen, al slaap jij liever

in de breedte en je slaapt rustiger

je kunt ook ergens anders slapen.


De dubbelzinnigheid van het bed

zet zich voort in de wand

recht tegenover het hoofdeind

boven het crème-kleurige schot

ijsbloemen in een vast patroon.


Ramen open op de kou van buiten

sneeuwstraten naar het centrum

en hij minutenlang schreeuwend

midden op het kruispunt alleen

tot eindelijk een auto stopt.


Charlottenburg

Zij kijkt naar buiten

naast de kleurige vaas

die zo trots en sierlijk

in het licht staat.


Opzij, steunend tegen

de goudglanzende kolom

ziet ze door het venster

de oude film leven.


Zwart-witte beelden

het ruiterstandbeeld

Egyptisch museum

Schloss-strasse open.


Peinzend, tot het paard

weer stilstaat, overbelicht

de beelden als een oude foto.

De vaas onaangedaan.


Zeventiende eeuw

I

Wat ogen verstouwen kunnen

en handen die het maken

de glans van koper, druiven,

satijn, een edelsteen.


Nu pas de schaduw van de hand

gezien en de handschoen en de kip

van de marketentster.

II

Gewandeld in het landschap

rechts achter de heuvel

zon en luiheid, arcadië

zoals het nog op een paar plekjes

bestaat, teruggelopen met de ogen

naar boven, takjes gezien, een kikker


en de vliegen - dat was even wennen

zo groot als de vogels boven de hals

van de stier in de schaduw van verf.


Vrouw met balans

Weegt zij de dood, weegt zij het leven

paarlen of goud? Het gaat om licht

dat spaarzaam door het venster valt

op haar, vol op de witbonten rand.


Haar kort jakje staat open

boven de buik, armen bloot

tot bijna de elleboog, hals vrij.

Zij weegt de dagen, stil in haar hand.


Zij wacht haar kind

nog niet het Laatste Oordeel.

Het gaat om leven in balans

donker en licht in evenwicht.


Panorama Mesdag

'Wie haar teruggeeft met liefde

voor de waarheid', wint.


Rondom het licht van de onzichtbare

zon, om elf uur, een late zomerochtend.


Zijn vrouw op het strand onder de parasol

een andere vrouw schilderend.


Hij kijkend in zijn glazen stolp

gevangene van zijn liefde: werkelijkheid.


Roepend naar zijn collega's, knechten

stuurt hij zijn waarheid op het doek.


Alles wordt stil: de rook, de meeuwen

de vlaggen, zijn vrouw op het strand.


Voettocht

Later: een plaat van het strand

bij Højen, van Viggo Johansen -

nooit in Højen geweest -

het linnen komt dwars door de verf

toch weer de geur en het geluid.


Eindelijk rustig de lucht bekijken

de architectuur van de duinen

loop ik bij Højen over het linnen

geen mens te zien: zee en zand

zoals tussen Bergen en Egmond.


Matisse

Hij zit als Sigmund Freud

maar zonder sofa, ernstig

in zijn witte jas te werken.


Hij schrijft niet, hij tekent

luistert niet, hij kijkt

en zij ligt niet op de sofa.


Zij denkt aan god weet wat

haar armen geheven.

Zij zwijgt en wacht.


Op zijn papier groeit

het naakt: zij is het niet.

Hij laat haar rusten.


Licht

Omdat je kijkt naar de dingen

bestaan ze: Braque in Normandië

aan het eind van zijn leven

uitzicht op leven in grond en lucht.


Een beeld is dichterbij dan een woord

doorploegd als de grond de lucht

met de belofte van gloeiend licht.

Soms is aarde lichter dan lucht.


Sneeuw

1

Wat doet die stille auto daar

weggedrukt in de sneeuw?


Nog lang niet door het vuile spoor

en vóór de sneeuw daar neergezet.


Niemand die zich bekommert

geen bestuurder, geen passagier.


Geen kinderhandje op het hek

allemaal naar bed en slapen.


En in de vuile sneeuw de schim

van een andere auto, dezelfde?


Weggewerkt, opzij gezet, verfrommeld

donker, zonder ramen, waarvandaan?


2

De sneeuw als verfstreek

witte sneeuw, nauwelijks.


Ik doe de auto weg

wordt het dan stiller?


Leger. Sneeuw opgewaaid

tegen het hek, voor de auto.


Weggeveegd, opgeveegd

met brede kwast. Geblokkeerd.


De Lek onder Schoonhoven

De schilder heeft de bocht

van de rivier vervalst.

Ik herinner me zilverig

water als ik uit school

hier een uur kwam zitten.


Uitzicht op het westen

weg naar het grote water.

Pas aan het eind van de krib

onder het roodrieten mandje

zag je de verte onder de zon.


Ik zit weer onder de steile

glooiing en hoor het water komen.

Nu niet het pof-pof van de boten.

Achter me bij goede wind

de klanken van het carillon.


Voor het torentje van Ameide

of Grootammers de boeien

van de binnenbocht.

Daarachter windstilte.

Steeds weer uitzicht op licht.


Het blauwe wad

1

Wie hier verdwaalt zoekt

tevergeefs een steunpunt.

Het water lokt tot verdrinken.


Dagen nu al dwaal ik langs

het water. Waar zal ik belanden?

Ik zie geen overkant.


Als het water wegtrekt

zie ik sporen van leven:

wier, mosselschelpen, gruis.


2

De nacht is een bed

dat mij warmte onttrekt

tot ik als een schil blijf liggen.


Ook in de zon geen warmte

uitzicht naar niets dan de verte

verdampend licht in de randen.


Waar zijn de vogels?

Kunnen ze blijven zweven?

Hoe klinken hun stemmen?


3

Ik wacht op de roeiboot

uit de kamer.

Hij moet naar binnen drijven.


Ik zal hem iets het land

op trekken tot hij stil

ligt en wachten tot de avond.


Pas in het donker weg-

varen met mijn rug

de kamer binnen varen.


Geen stad aan de rivier

Er is een stad aan het water

schepen hebben daar aangelegd

water sloeg tegen de kust

de stad is weggemaakt.

*

Het is echt verf

droog in forse halen

nauwelijks gemengd

vloeiend geweest

en kameleontisch

spatten achter een vlak nog

daarachter het geheim

van de schilder

de olifant achter het blok.

*

Terwijl hij zingend de verf

mengt, komt er een vrouw

aangelopen, stapt in de auto

maar rijdt niet weg.


Later is de auto toch verdwenen.

*

In dat schilderij

wil ik wel wonen.


Waarom? De kleur bevalt me

en het licht.


Soms wil ik mijn tong

uitrukken als ik

iets moois heb gezien.

*

Ik reed eens langs een gat

dat er eerder niet was

en ik had niet eens tijd

om te stoppen.


Maar het beeld bleef in mijn hoofd

een gat met witte punten rijp.

*

Ik zit nu al twee uur te kijken

en plotseling vraagt een vrouw:

'Wat schrijf je daar?

Mag ik het lezen?'


En nu pas zie ik dat het water

de andere kant op loopt.

Uitbundig geel.


Beeld

Verborgen in steen de sluier

en onder de sluier je gezicht

de ogen gesloten gesloten.

Hoe moet ik weten wie je bent?


Je kijkt niet, je bent wie je bent

trots en verdrietig om wat je weet

van de wereld die langs je trekt.

Jij bent opgesloten in het steen.


Je leeft in de stilte en weet

van voorbijgaan, je laat je vervoeren

je wacht op het einde, het puin

zal je niet deren, op de grond


gaan regen en wind voorbij.

Niemand licht je sluier.


III

Vierhuizen

Altijd het gevoel dat het nog

komen moet - maar wat?


Je loopt uit het dorp

door het dijkgat naar zee.


De polder, golvende rogge

in de verte een hogere dijk.


Daarachter velden.


Ligt het niet achter je

in het dorp bij de molen?


Waar sta je nu

naar te kijken?


Tegen de keer

Lopen langs een oever

toen de avond viel.


Zo mooi was het niet.

Er was te veel onrust

nog in, te veel verlangen

naar wat komen moest.


Maar nu is het gekomen

of niet en het was

goed zoals het was.

Nu pas loop ik zonder


verwachting langs die oever.

Ik loop alleen nog

te genieten van wat

daar bij het water was.


Heimwee naar een sprookjestekst

Ik ken de lijnen van het verhaal

maar zoek de woorden op hun rij

om te beleven wat mij vroeger raakte

bij het lezen van de tekst: hoe


de jonge prins zijn leven wegtrok

als garen van een houten klos

in snelle rukken naar een volgend

moment dat hij weer niet beleefde.


Zijn haken naar liefde, het genieten,

een kind, de macht in steeds wijdere

cirkels, deed hem springen van ring

naar ring, tot hij verdween in niets.


Nooit ondergedompeld, volgedronken,

bitter of zoet, maar verdronken

in voorbijgaan, jagend naar wat kwam.

Ik verlang zo naar die tekst.


Twee studies van een leegte

1

Iemand zegt: ik ga kijken

naar het station dat weg is.

Hij stapt op de fiets en rijdt

naar het verleden.


Hij komt aan bij niets

en stapt af.

Hij kijkt naar niets.


Een ander ziet hem staren

vraagt wat hij doet.

Hij zegt: hier stond het station.


De ander gaat ook kijken.

Hij ziet niets: in zijn hoofd

een beeld van niets.


2

De tedere inklemming van je huid

en je onderhuids weefsel

door de banden van wat je borsten

steunt onder de zachte trui.


Onzichtbaar, zichtbaar alleen

de holte, een zoete inkeping

waar de lijn van je flanken

zou moeten doorlopen.


Berlijn 1945

Eindelijk tijd voor de stad

de vreemde termiek van de steden.

Ze dansen de mannen als kraaien.


Iemand verft zijn ogen als een vrouw

brengt pancake op maar verraadt zich

door de gebaren van scheercrème.


En overal oude vrouwen met stokken

lege boodschappenwagens op wielen

ruïneuze straten naar een verkeersplein.


Na de beschieting kwamen de veroveraars

de puinhopen in optocht bekijken.

Uit de brandende huizen komen nog mensen.


En weer andere soldaten staan tegen de muren

applaudisseren naast een accordeon.

Een vrouw speelt met poppenogen piano.


Zij zingt vals alsof het mooi is.

Schoonheid kruipt waar zij niet gaan kan.

De stad groeit weer dicht als een tuin.


Hortus

De stilte van de orchideeën

lokt me tot allerlei geluiden

fluiten, blazen, koeren

de kleuren blijven zwijgen

lopen plotseling

over in paars

of geel, reukloos staan

de bloemen in gelid te kijken

naar de bezoekers, soms wit

vlezig wit, altijd doodstil.


Solist

Tedere arbeiders, broeders

handen die hun werk doen

lopen, strelen, slaan.

Het instrument zingt verrukt.


Maar soms mag hij met de piano

spelen: de toetsen bewegen

de vingers, de handen, polsen

armen en uiteindelijk zijn hoofd.


In het hoofd resoneert de melodie

wil naar buiten door de mond.


De dwerg mag zien

wat zijn vingers doen.

De intelligente dans

van een godgelijke debiel.

(Glenn Gould)


Berlijn

Het spoor loopt weg, glanzend

gevaarlijk, rechts om de bocht

uit verwaarloosde bosschages

waar een ander spoor dood liep

omhooggekruld tot bij de muur

uit het vrije duister in grimmig

licht ter controle onder torens.


Zandpad langs het water

tot onder de brug waar het wegdek

nutteloos gras koestert in voegen

hekken voor niemand op de brug

een dode muur weerspiegeld

in onbevaarbaar water.


Een beeldenmaker

Hij pakt een man uit

papieren geluid

lacht vriendelijk

tegen oud hout.


Maakt dingen onbestemd

die niet vast staan

allerlei dingen toegevoegd

die niet door gingen zeker.


Houdt ervan

van dingen te houden

waarom kan hij niet

zijn wat hij ziet?

*

Alles zit niet meer vast

in voorwerpen

nergens een lege plek.


Toch zet hij voorstellingen

om in beelden

materiaal vertraagt.


Het liefste doet hij niks

verroert zich niet

kaarsrecht in de stoel.

*

Hij kan heel snel praten

als het klaar is is het voorbij

dan wordt het bezit

en daar geeft hij niet om.


Als een vogel

hoort hij een geluid

kopje naar voren

tot het geluid weg is.


Leeft blijkbaar

kan zichzelf

niet uitzetten 's nachts

is er veel ruimte.

*

Tas op de rug

zo loopt hij over straat

andere mensen ook

over straat ja over straat.


Bedelaars met tassen

alles mee, kammetje

brood, praktische dingen

of wat ze leuk vinden.


Ze lopen met hun ziel

op de rug, gebukt

meezeulen, maar

vrij in de ruimte.

*

Fluisterende vrouwen

kijk, daar loopt-ie

beelden schieten langs

mythologische paarden.


Ontleende emoties

daar houdt hij niet van

ik zie hem lachen

blij met een vondst.

(bij video over Henk Visch)


Schommel

In de nok van het huis

aan de hijsbalk de schommel.


Hier zweefde het bed en de tafel

de piano omhoog en omlaag.


Waar is mijn geliefde

tussen de bomen in het groen?


Gegaan of gesprongen

waar is zij naar toe?

*

Doodsschommel boven het water

verloren het kind in zijn spel.


Boogbrug in de stilte

hoog boven de stroom.


Uitzicht

Uitzicht op een kinderwagen

tussen de coulissen en de lijst

vóór het witte doek met de lijn

omhoog - of in negatief...


De witte kinderwagen, glanzend

voor het zwarte doek, rijdend

op licht naar de duisternis

waarna het doek sluit.