zondag 9 januari 2011

Afscheid

Afscheid

Je ziet en hoort het vaak: gedichten worden gebruikt voor het beleven van eigen ervaring. Zou je niet beter moeten lezen wat er staat? Maar wat staat er? Er zijn verwijzingen die door de dichter bedoeld zijn in de ene en door de lezer begrepen worden als in een andere situatie.
Soms gebeurt dat heel bewust en gewild. Nijhoff gebruikt in 'Awater' een sonnet van Petrarca om te rouwen over zijn moeder. Om precies te zijn: Nijhoff laat Awater rouwen om zijn moeder. De verteller uit het gedicht rouwt om zijn broer. Nijhoff miste zijn moeder hevig. Geliefde, broer, moeder: het gemis is wellicht vergelijkbaar. Petrarca schrijft over zijn herinnering aan Laura. Haar beeld in hem troost hem met het verlies, al is zij nooit zijn geliefde geweest - ze was negentien en net getrouwd toen hij haar zag - , maar als ze twintig jaar later echt dood is, verschijnt zij in zijn verbeelding voor de laatste keer. Er staat aan het slot:

'Herinner je je die laatste avond niet'
zegt zij 'toen ik je achterliet met betraande ogen,
en gedwongen door de tijd vertrok?

Ik kon noch wilde toen zeggen;
nu zeg ik het als een bewezen feit en waarheid:
hoop niet mij ooit op aarde weer te zien.'

(Lett. vert. Theo de Boer)

Nijhoff maakt daarvan:

'Herinnert ge u dien laatste avond niet'
sprak ze 'toen ik uw tranen heb ontzien
en zonder meer de wereld achterliet?
Ik kon, noch wilde ik, melden u sindsdien
hetgeen ik thans te verstaan gebied:
niet hopen mij op aarde ooit weer te zien.'

Nu kan een nieuwe lezer getroffen worden door een verwoording die aansluit bij het verlies van een geliefde (aan een ander).
Eerst was er het noodzakelijk afscheid, zoals bij 'Shakespeare in Love', en een later besef dat hij haar echt nooit meer terug zal zien, of ze nu dood is of niet. Hij leest het gedicht als: 'Herinner je de laatste keer, toen we lachend en met tranen afscheid namen, omdat het moest? Ik kon noch wilde zeggen wat ik nu wel stellen moet: hoop niet mij ooit nog weer te zien.'

Democratie

Democratie

Vrijheid, gelijkheid en solidariteit zijn nog steeds idealen.
De vrijheid wordt vandaag vaak verkeerd begrepen: het is dan de vrijheid om zelf rijker te worden. Gelijkheid wordt begrepen als: we zijn allemaal gelijk, ongeacht onze bekwaamheden. Iedereen mag meepraten over bijvoorbeeld onderwijs of kernenergie. Solidariteit wordt door een parlementaire partij zelfs afgewezen onder het motto: naastenliefde is eigenhaat, solidariteit is diefstal.


Helaas kiezen de mensen die bang zijn voor anderen een partij die ze niet kunnen controleren in de hoop dat de leider hun situatie zal verbeteren. Dat de leider misschien, zoals vaak in het verleden gebeurde, alleen maar aan zijn eigen macht denkt en dat zijn paladijnen ook op eigen macht en voordeel uit zijn, wordt veronachtzaamd.


Er zijn verschillende tweedelingen in onze maatschappij: die tussen bezitters en armen en die tussen hoog en laag opgeleiden. Je kunt echter arm zijn en toch hoog opgeleid. Je kunt laag opgeleid zijn en toch rijk. Er zijn laag opgeleiden met een hoge moraal; hoog opgeleiden met een armzalige moraal. Waar vroeger het kerkgenootschap de mensen liet deelnemen aan idealen, daar zijn nu velen losgeslagen, onzeker, per definitie ontevreden en bang voor mensen met andere opvattingen. Ook vroeger was een kwart van de bevolking nauwelijks in staat een verstandige politieke keuze te maken.



Sommigen pleiten voor een politieke vaardigheidstest om een redelijke regering te verzekeren; anderen pleiten (weer) voor een verlicht despoot. Toch lijkt de democratie nog steeds de minst slechte staatsvorm. Als grote groepen van de bevolking ontevreden zijn over het beleid, moet er iets gedaan worden, desnoods tegen de zin van 'verstandige' lieden. Als kosmopolitisme niet geaccepteerd wordt door veel mensen, die kiezen voor kortzichtig eigenbelang, moeten we een stap terug nemen. Ontwikkeling lijkt nog steeds op de processie van Echternach.

De hel is de ander

De hel is de ander

Elise G.Lengkeek praatte lang en indringend met Bep Groen, die het kamp Tjideng overleefde, dank zij haar dochtertje, want wie zou anders voor het kind van haar op Flores omgekomen man zorgen?
Het is een gruwelijk, maar zakelijk verteld relaas ('De hel van Tjideng') van al die Nederlandse vrouwen die moesten lijden onder de sadistische kampcommandant Sonei. De ratten knaagden aan de tenen van de vrouwen die moesten slapen onder een aanrecht of in een met vele andere vrouwen en kinderen volgepakte schuur, of die uren in de brandende zon moesten buigen voor de Jap. Velen stierven door honger, ziekte en uitputting.

Eén van de gruwen uit het begin van de internering - later was men daar te uitgeput voor - waren de ruzies en wandaden van soortgenoten. Bep kon bijvoorbeeld haar naaimachine niet meenemen. Een andere vrouw had dat gezien en transporteerde het ding. Toen Bep haar bedankte en haar het medegebruik aanbood, zei de vrouw dat ze niet moest denken dat zij de machine uit handen gaf.
Hoe dom en wreed kunnen je lotgenoten zijn.

Ik moest denken aan de vrouw - in totaal andere omstandigheden! - die tegen een verdrietige bewoonster van een huis dat gesloopt zou worden wegens het aanleggen van een nieuwe weg en die in het zwembad haar plankje 'verloor', zei: 'Ja, plankje kwijt, huisje kwijt.'

Geheugen

Geheugen


Toen de mens het schrift uitvond en op grote schaal ging gebruiken, werd zijn geheugen geëxternaliseerd. Hij kon zijn oogsten administreren, maar ook de verhalen van elkaar noteren. De boekdrukkunst heeft die mogelijkheid enorm vergroot en nu met het virtuele geheugen, dat steeds ruimer voor handen komt en ook steeds goedkoper wordt, zijn de gevolgen onoverzienbaar. Een paar terabite voor enkele euro's!

Dat geeft een mens de kans zijn leven compleet met alle bewegingen digitaal op te slaan. Alles wat hij doet, leest, beleeft wordt vastgelegd. Dank zij de toenemende kunstmatige intelligentie kan de lijn van je leven met behulp van al die gegevens gewoon worden voortgezet, zodat de toekomstige generatie met je kan blijven communiceren, want het computerprogramma kan de te verwachte antwoorden afleiden uit de totale structuur van je gedrag.

Welke gevolgen heeft dat voor het collectief bewustzijn, als alles voor altijd wordt vastgelegd, met elkaar wordt verbonden en vervolgens creatief wordt uitgebuit?



Pianisten weten het al lang: het geheugen zit in de vingers. 'Ik moest een sonate spelen, maar ik kon me de noten niet herinneren. Zenuwachtig ging ik achter het klavier zitten en legde mijn handen op de toetsen. Mijn vingers begonnen en moeiteloos kwam de hele sonate.'
Natuurlijk heeft die pianist lang geoefend.


Het denken is veel meer afhankelijk van de context waarin gedacht wordt, dan men meende. Het geheugen is niet alleen op een voorlopig onbegrijpelijke manier 'opgeslagen' in onze hersenen. Ons lichaam en de omgeving spelen hierbij een belangrijke rol. Hersenen alleen, geïsoleerd, afgesneden van de wereld, zijn betekenisloos.


Door de stad lopend weet ik de weg. Het ritme en de melodie die resoneren in mijn lichaam (lippen, tong, mondholte, bijholten, longen, armen, benen) helpen me bij het herinneren van de de volgende regel van het gedicht. Als ik loop komen de regels 'Hoe dickwyl streckt ghy onder 't stappen /Naer 't hof der Staeten stadigh aen / Hem voor een derden voet in 't gaen' (Het gaat over de wandelstok van de oude Oldenbarnevelt, in het gedicht van Vondel.)


De toneelspeler loopt over het toneel en weet zijn tekst weer. De tuinierster weet weer waar ze het dure schepje heeft laten liggen, als ze in de tuin loopt. Hersenen, lichaam en omgeving vormen een dynamisch systeem. Het geheugen is niet gelokaliseerd in de hersenen, maar 'zit' in het hele systeem.

Jac. Toes en het Letterenfonds

Jac. Toes en het Letterenfonds

Stel dat een ballroomdanspaar door de jury niet wordt bekroond en dat ze de rechter inschakelen, omdat ze vinden dat ze onrechtvaardig zijn behandeld. Zou dan niet de rechter zeggen: 'Ja hoor eens, daar ben ik niet voor. De criteria voor een bekroning in de danswereld worden bepaald door danskenners.'
Ja maar, iedereen kan toch genieten van mooie dansen?
Ja maar, is het niet elitair dat die danskenners wel eens even zullen uitmaken wie goed danst? Dat moet gebeuren door het volk. Bij het songfestival worden toch ook de stemmen van 'gewone mensen' meegerekend?

Het Fonds voor de Letteren heeft zijn deskundigen gevraagd een oordeel te geven over de boeken van Jac. Toes. Zij vonden dat zijn werk geen literaire kwaliteit had.
Wat literaire kwaliteit is, is niet eenvoudig aan te geven. Je kunt als criteria noemen: origineel taalgebruik, geraffineerde compositie, verrassende motieven en uitwerking, ontroerbaarheid, zeggingskracht, betekenis die verder reikt dan een verhaaltje etc.

Iemand met weinig leeservaring zal sneller verrast worden, of zal minder goed begrijpen waar een roman eigenlijk over gaat. Daarom vraagt het Fonds het oordeel van mensen met een bewezen leeservaring en met het aangetoonde vermogen goede teksten te onderscheiden van slappe teksten.

Niemand zal verbaasd zijn dat het geven van een oordeel over kwaliteitswijn verwacht wordt van een vinoloog, ook al mag ieder volhouden dat hij/zij geniet van een eenvoudig wijntje. Ook het oordeel over de kwaliteiten van een voetballer wordt gegund aan iemand die aangetoond heeft te beschikken over een juist oordeel.

Moet nu de rechter een literair oordeel geven? Natuurlijk vraag ik niet aan de rechter om uit te maken wat wel of niet literatuur is. Zo'n verzoek zou ik als auteur nooit voor mijn rekening willen nemen. Nee, de inzet van mijn procedure was (en ik citeer maar even uit mijn pleidooi):
"Edelachtbaren, ik pleit niet voor een situatie waarin iedereen die met zijn ene hand een pen kan vasthouden de andere meteen ook maar ophoudt om een schrijfsubsidie in ontvangst te nemen. Er moeten nu eenmaal keuzes gemaakt worden. Alleen zou de toetsing moeten plaatsvinden op basis van helder omschreven en transparant toegepaste criteria die het genre recht doen en die worden gehanteerd door adviseurs met een aantoonbare expertise op het terrein van de misdaadliteratuur. Pas dan kan er een deugdelijk oordeel met een inzichtelijke argumentatie uit de bus komen. Ik verzoek u dan ook om het Fonds op te dragen de aanvraagprocedure voor een werkbeurs ten behoeve van Het Leugenarchief onder de genoemde condities opnieuw te laten doen."
Dat is dus heel wat anders. En om de vergelijking op wijngebied dan maar door te trekken: ik wil dat er in het proefpanel ook experts komen te zitten die een goede witte wijn op waarde kunnen schatten zodat niet steeds de rode wijnen met de prijzen weglopen...
Jac. Toes

Gehoorschade

Gehoorschade


Eindexamenkandidaten wachten niet meer op de uitslag. Er moet ontspannen worden en wel meteen. Ze gaan feesten, met veel alcohol, lawaai en wat niet al.
Het is jammer dat ouders kennelijk niet meer bij machte zijn om tegen hun kinderen te zeggen: 'Wacht.'
Niet alleen ouderlijk gezag ontbreekt, ook de scholen zijn hun orde verloren.
Dat reisorganisaties inspelen op het hedonisme is begrijpelijk. Zij krijgen er hun hotelkamers mee vol. Zij organiseren goedkope pret-, lees zuip- en neukreizen naar de Spaanse kust. Maar wie laat zijn zoon of dochter van 17 gaan?

En dan de scholen. Ik hoorde dat een gymnasium in Groningen een feest liet organiseren in de Martinihal, tot 4 uur in de morgen.
Catelijn kwam terug van het feest met oorsuizingen. De muziek(?)organisatie had de luidsprekers als gebruikelijk zo hard gezet dat de feestvierders voorzorgen hadden genomen. De moeder van Coby had voor €150(!) iets gekocht voor in haar oren. Catelijn had eenvoudige oropax in haar oren, maar na een tijdje had ze die uitgedaan. Ze bleef, tegen haar zin, vanwege de herrie, tot 4 uur, want dan zou vader haar halen...
Na twee dagen ging ze naar de dokter: ze werd gek van het gefluit in haar oren

Omgekeerd vissen

Omgekeerd vissen

Het volk slentert langs de stalletjes met schilderijen. Tientallen kunstenaars, meest aardige, interessante mensen, tonen hun produkten. Ze hebben betaald voor hun plek en hopen iets te verkopen of op zijn minst op enige belangstelling, maar meestal tevergeefs. Het gebrek aan belangstelling is verpletterend en leerzaam. Eén op de vijftien slenteraars kijkt even naar de schilderijen. Sommige vallen op door kleur of eigenaardige vormgeving. De kunstenaars zitten aan het eind van de fair. Het volk is al moegekeken en moegekocht. Om 12 uur komen de vreterijen langs. Veel dikke mensen proppen zich vol. Er is een natuurlijke pauze om een uur of een.
Het is echt verbazingwekkend hoeveel nietsziende of onverschillige ogen langs de schilderijen glijden, schilderijen die met liefde en aandacht zijn gemaakt.


Leerzaam? Ja, want de kunstenaars moeten beseffen dat de belangstelling voor kunst minimaal is, reden waarom de politieke partijen rustig kunnen bezuinigen op kunstsubsidies.


Omgekeerd vissen? De schilderijen zijn de vissen, die wachten op een serieuze hengelaar.

Jeroen Boerstra heeft zich ontworsteld aan de situatie. Hij regels een workshop schilderen met kinderen, schoolverf, afwasborstels aan stokken, kleine bezempjes en trekstokken en verder bakken met verf. Dopen maar. Het doek op de grond en het kind aan het werk. jeroen doet het heel goed. Hij geeft compositie-aanwijzingen, neemt het kind serieus, kiest verschillende technieken en als het doek klaar is, houdt hij het op, vraagt applaus, geeft het kind een hand en dan komt de volgende klant; even vrolijk opgevangen.



Accoord, het is een beetje apenkunst, maar de kinderen hebben een vreugdevolle ervaring. Jeroen wordt terecht betaald door de organisatie , want hij vergroot de aantrekkelijkheid van de fair.

Ei en kip

Ei en kip

Het eerst was er het ei waaruit de eerste kip kwam.
Maar dat ei was toch gelegd door een kip? Nee, het werd gelegd door een kipachtige.
Caspar Friedrich Wolff ontdekte in 1759 dat in kippeneieren het nieuwe organisme stapsgewijs en via tussenstadia ontstond uit een aanvankelijk structuurloze massa. Het prille kippenleven begon dus niet met een kant-en-klaar, zij het heel erg klein, piepkuiken. Dit proces van stapsgewijze bouw noemde hij "epigenesis" wat zoveel betekent als "ontstaan na het begin", of "niet voorgevormd".

Bestaan

Bestaan
Als alle mensen dood zijn, bestaat er dan nog zoiets als liefde? Je moet wel nee zeggen, omdat 'liefde' een menselijk begrip is. (Als je in God gelooft, beschouw je hem als een wezen met menselijke eigenschappen als je zegt: God is Liefde.)

Als alle mensen dood zijn, bestaat er dan nog zoiets als een stoel?
Ook nee, want een stoel is alleen een stoel in de waarneming van iemand die geleerd heeft een voorwerp een stoel te noemen.
En hout? Hier geldt hetzelfde.
Een boom? Idem.

Maar er zullen toch dingen blijven zonder waarneming.
De maan blijft toch om de aarde draaien, nadat het leven door neutronenbommen is vernietigd? Het ding dat wij maan noemen.

Is het een taalkwestie, een kwestie van begrippen?
De natuurkunde leert ons dat alles uiteindelijk bestaat uit trillingen.
Alleen in de waarneming krijgen ze een functie, een betekenis.

De werkelijkheid zoals die door mensen wordt waargenomen, houdt op te bestaan als er geen mensen meer zijn.

Bestaan

Bestaan

Als alle mensen dood zijn, bestaat er dan nog zoiets als liefde? Je moet wel nee zeggen, omdat 'liefde' een menselijk begrip is. (Als je in God gelooft, beschouw je hem als een wezen met menselijke eigenschappen als je zegt: God is Liefde.)

Als alle mensen dood zijn, bestaat er dan nog zoiets als een stoel?
Ook nee, want een stoel is alleen een stoel in de waarneming van iemand die geleerd heeft een voorwerp een stoel te noemen.
En hout? Hier geldt hetzelfde.
Een boom? Idem.

Maar er zullen toch dingen blijven zonder waarneming.
De maan blijft toch om de aarde draaien, nadat het leven door neutronenbommen is vernietigd? Het ding dat wij maan noemen.

Is het een taalkwestie, een kwestie van begrippen?
De natuurkunde leert ons dat alles uiteindelijk bestaat uit trillingen.
Alleen in de waarneming krijgen ze een functie, een betekenis.

De werkelijkheid zoals die door mensen wordt waargenomen, houdt op te bestaan als er geen mensen meer zijn.

Vernieuwing

Vernieuwing

Een verschil tussen het Oosterse en Westerse denken is dat wij geloven in vooruitgang. Nieuwe technieken zullen de kwaliteit van ons leven verbeteren. Voortgaande ontwikkelingen in onderwijs en opvoeding zullen de democratie bevorderen. Dit geloof heeft een forse klap gekregen door de treurige geschiedenis van de 20ste eeuw.
Toch geloven we nog steeds in vooruitgang en vinden we vernieuwing van groot belang. In de wetenschap zoeken we naar nieuwe oplossingen van oude problemen, maar ook in de kunst moet je vernieuwend bezig zijn. Een kunstenaar die te horen krijgt dat zijn stijl ouderwets is of uit de mode, kan wel ophouden met naar buiten treden. (Als zijn drijfveren zuiver zijn, zal hij of zij voor zichzelf blijven werken.)
In het Oosten begrijpt men dat gejaag achter nieuwe ontwikkelingen niet goed. De waarheid van een juiste opvatting veroudert niet. Wat goed is blijft goed. Wie steeds iets nieuws zoekt, heeft kennelijk geen vrede met bestaande ideeën. Je moet innerlijk wel arm zijn om voortdurend nieuwe dingen aan te slepen.
Het is de vraag of het Oosten weerstand kan bieden tegen de zogenaamde vooruitgang die het Westen brengt. Zullen de Chinese boeren gelukkiger worden in de stad met stompzinnig vermaak, eindeloos gechat en gebel?

Materie en geest

Materie en geest

Wat was er eerder, materie of geest? Is de geest een emergent verschijnsel? Eerst komt het fosfor, dan het denken?

Nieuwe eigenschappen van de materie ontstaan als een aantal moleculen of genen, neuronen, spieren samenwerken en een nieuwe samenhangende en functionele groep vormen. Dat noemen we emergentie. Een eenvoudig voorbeeld is: het vloeibaar zijn van watermoleculen. Eén molecuul is niet vloeibaar.
Een ander voorbeeld van emergentie is kleur: individuele atomen hebben geen kleur, maar een aantal atomen is in staat om licht van bepaalde golflengtes te absorberen of terug te kaatsen, waardoor een kleur zichtbaar wordt.
De organisatie van een mierenkolonie is niet af te leiden uit het gedrag van één mier. De verzameling mieren vertoont emergent gedrag.
Een cel in ons lichaam bestaat uit vele biomoleculen. De individuele biomoleculen leven niet, maar de processen tussen al die biomoleculen zorgen ervoor dat de cel leeft. Het geheel is meer dan de som van de delen.
Er bestaan allerlei zelf organiserende processen, zonder centrale controle.
Volgens Francis Crick ( met Watson ontdekker van het DNA) is het bewustzijn volledig te verklaren uit de activiteit van zenuwcellen in het brein.


Ik denk dat stof en geest één zijn. (Spinoza: Deus sive Natura)

Stof is gematerialiseerd bewustzijn. Materie is trilling.

Maar ik begrijp er niets van. Het blijft een wonder.

De schilder en het meisje

De schilder en het meisje

Het gaat natuurlijk weer over liefde, of, preciezer, over mededogen. Het meisje gaat van Aarhus naar Amsterdam en daar gaat het fout. Uiteindelijk wordt ze gewurgd op de Dam en duizenden mensen in de zeventiende eeuw kijken naar haar. Ze komt uit het donker.
"'Vooruit.'
Het meisje gehoorzaamde. Ze kwam door de zijdeur op de eerste verdieping naar buiten, het schavot op, bij haar bovenarmen vastgehouden door twee cipiers. Ze was gekleed in het extra goed dat men na haar duik in het water uit haar reiskistje had genomen, een rode rok, blauwgrijs onderhemd en een paarsig jak met halflange mouwen. Wel droeg ze nog haar rendierlaarsjes. In die eerste fractie van een seconde zag ze absoluut niet waar ze was. Wie dagenlang binnen heeft gezeten, in het donker en halfdonker, weet zich geen raad met de plotselinge buitenlucht, de zon die neervalt op een plein en op een enorme zwerm knalwitte meeuwen die het licht op hun vleugels weer meenemen tot boven de huizen."

Een hoofdstuk daarvoor heeft Margriet de Moor de schilder Rembrandt laten praten met de apotheker, verfleverancier, over licht en een een oud geworden leerling van Rembrandt laten praten met zijn leerling over de meester van het licht. De schilder is oud en treurig, omdat zijn tweede vrouw gestorven is aan de pest. Het boek gaat over mededogen en de lezer moet dat wel voelen, ook al vertelt de schrijfster bijna lakoniek hoe alles gebeurt.

Uiteindelijk komen de schilder en het meisje bij elkaar. Zij is dan een paar uur dood, nog geen bederf, en hangt aan een paal op het galgenveld, ten prooi aan vogels. De schilder, met krijt, papier, een pennetje en afwasbaar perkament, tekent haar en in zijn tekeningen wordt de kijker en nu ook de lezer diep geraakt en voelt hij hoe alles gaat zoals het gaat en hij stroomt over van liefde voor het leven, hoe wreed ook.

Poëzie altijd

Poëzie altijd

Zolang er mensen zijn die bewust zijn en die zich verwonderen over de wereld en gevoel hebben voor taal, zal er poëzie zijn, in welke vorm dan ook.
Zal het podium-poëzie zijn, internet-poëzie of geschreven en gedrukt op papier? Alle vormen zullen bestaan.
Als men klaagt over het geringe aantal aanschaffingen van dichtbundels, moet men toch ook vermelden dat festivals druk en enthousiast worden bezocht. De aandacht voor het orale karakter van gedichten, de belangstelling voor de muzikale aspecten is niet minder waard dan de concentratie van een lezer op de gedrukte tekst. Russische (bijvoorbeeld Jevtoesjenko) en Amerikaanse dichters wisten stadions vol publiek te begeesteren.

Er is digitale poëzie in verschillende vormen en kwaliteiten. Internet en blogs hebben het mogelijk gemaakt dat iedereen de teksten die zij/hij als poëzie beschouwt op het net zet en anderen reageren daar dan op. Nu blijkt hoe populair het is om je gedachten en gevoelens te verwoorden en te delen. Er zijn honderden sites met gedichten in alle denkbare vormen en kwaliteiten. Alle ontwikkelingsstadia blijken nog te bestaan.

Een nieuwe vorm is het bewegende gedicht. Bij Tonnus Oosterhoff vinden we ook nog zijn stem. Het ritme van de stem zien we terug in komende en gaande tekst. De dichter/regisseur bepaalt het tempo. Van interactiviteit is hier dus geen sprake.
Het handschrift loopt soms over in tekeningen. De dichter is een begaafd tekenaar, die zijn bekwaamheid bewust reduceert. Tonnus is een individualist; de lezer/kijker heeft hem maar te volgen. Hij was niet de eerste die zich met bewegende tekst op de computer manifesteerde, maar wel een interessante bewerker van de mogelijkheden. Ragfijn op de VKblog laat verbluffende staaltjes zien. Op www.digidicht.nl vind je allerlei navolgers, naïeve en geavanceerde. Vaak heb ik het gevoel dat ik naar filmpjes kijk, knappe en soms ontroerende animaties, maar de aardigste hebben weinig meer te maken met wat we gedichten noemen. En wat geeft dat?

Heilige Bessie

Heilige Bessie

Ze zitten aan weerszijden van een tafeltje met allerlei muziekrommel, Koen de Sutter en Jan Decleir, en ze doen met zijn tweeën alle stemmen van 'Onder het melkwoud' Van Dylan Thomas.
Als 16- of 17-jarige scholier zag ik de voorstelling in de Amsterdamse schouwburg in de regie van Han Bentz van den Berg. Ik herinner me een blauw-wit-zwart decor en ik was voorgoed ontroerd door het zingen van Polly ('Maar kleine Willy Wee / die nam mij op zijn knie / o, de man voor mij is kleine Willy Wee.')

Dylan Thomas schreef Under Milk Wood als een Play for Voices, een hoorspel voor 64 stemmen.
In 1957 werd het bewerkt tot een toneelstuk dat een groot succes werd. De vorm was nieuw, maar vooral het ontbreken van moraal, de liefdevolle beschrijving zonder waardeoordeel van de inwoners van het stadje of dorp aan zee, van hun gedrag en hun fantasieën. Was de expliciete aandacht voor sexualiteit ook nieuw? Het stuk ging over liefde en dood, over het voorbijgaan van de tijd en dat is van alle tijden.

Hugo Claus schreef in 1957, 27 jaar oud, een zo getrouw mogelijke vertaling in even plastische en klankrijke taal als Thomas.

Tijdens de voorstelling die ik afgelopen zaterdag zag in Groningen hadden beide spelers veel plezier in het elkaar uitdagen met primitieve muziekinstrumenten, maar beiden lieten de subtiliteiten van de tekst goed horen, zodat nuances die je al lezend kunnen ontgaan, helder oplichtten. Zo zag ik nu pas goed Bessie Groothoofd.
'In haar nest van stro in een vliering van de Zoutmeerhoeve, alleen tot zij sterft, snorkt laag en bars Bessie Groothoofd, stalmeid, geboren in het armenhuis en ruikend naar de koeienstal. Zij plukt een tuiltje madeliefjes in het Zondagsveld om die op het graf van Gomer Owen te leggen, die haar eens kuste bij de koestal, toen zij niet keek en die haar nooit meer gekust heeft, hoewel zij de hele tijd keek.'

Even verder in de tijd komt Dylan Thomas op haar terug - een herhalingstechniek die in het hele spel effectief wordt gebruikt - via Eli Jenkens, de dominee-dichter: 'Verwekt in het Melkwoud, geboren in een schuur, in papier gewikkeld en op een drempel achtergelaten. Met een groot hoofd en een basstem groeide zij op in het donker tot de langgestorven Gomer Owen haar kuste toen zij niet keek, om een weddenschap. Nu in het licht, werkt zij, zingt zij, melkt zij, zegt zij de zoete namen der koeien en slaapt zij.'
En de eerste stem vervolgt: 'Tot de nacht haar ziel uitzuigt en de lucht inspuwt. In het levenslange licht van haar liefde melkt heilige Bessie de tedere koeien met hun ogen als meren, terwijl de schemering traag meevloeit over weide, zee en stad.'

Oude vs. nieuwe metaforen

Oude vs. nieuwe metaforen
Waar komen we vandaan? Als we de moderne natuurkunde mogen geloven is alles begonnen vanuit een punt van oneindige dichtheid, zonder ruimte of tijd, dat uiteen is gespat en sindsdien in de oneindige ruimte uiteengaat tot het weer ineentrekt, als een eeuwige ademhaling. Nu gebruik ik al metaforen.

Het is opmerkelijk dat Beatrice aan Dante (in Paradijs XXIX) uitlegt hoe God, die zij voorstelt als een stralend Punt 'waar elk waar en elk wanneer samenvallen', alles geschapen heeft.
'Het was niet om aan haar (! sic) eigen goedheid nog iets toe te voegen (wat immers onmogelijk is), maar om de afstraling van haar schittering te kunnen laten zeggen: 'Ik besta', dat de eeuwige Liefde zich in haar tijdeloze en ruimteloze eeuwigheid door een spontane wilsdaad opende in een veelheid van nieuwe liefdes. Toch lag Zij vóór die daad niet als verlamd terneer, want toen Gods geest over deze wateren zweefde, bestond er noch een vroeger noch een later. Vorm en stof, zowel verbonden als zuiver, ontsprongen aan Gods geest zoals drie pijlen aan een driepezige boog, en kwamen tot een bestaan dat volmaakt was.
(Frans van Dooren, de vertaler, geeft in een voetnoot: 'Met de 'drie pijlen van de driepezige boog' worden de zuivere vorm (natura angelica), de zuiver materie (natura corporea) en de versmelting van die twee (natura humana) bedoeld.)
En zoals een lichtstraal in glas, amber of kristal zo sterk doorschijnt dat er geen tijdsruimte ligt tussen het moment waarop hij komt en dat waarop hij er een geheel mee vormt, zo drong die drievoudige uitstraling van God overal tegelijk en zonder onderscheid van begin of einde in zijn schepping door. Mét de wezenheden werd hun orde en structuur geschapen.'

Oppervlakken

Oppervlakken
Petra Rudolf ( http://www.surfacesthinfilms.fmns.rug.nl/) is hoogleraar fysica aan de RUG en houdt zich nu bezig met oppervlakken. Zij vertelt: Je zoekt iets en vindt iets anders. Ja, serendipiteit. Je praat en praat op een vergadering in de middag. Een vergadering met senior-medewerkers en postdocs. Dit hebben we nu en wat kunnen we daarmee? En aan het eind van de middag heb je het begrepen en dat voelt zo fantastisch! Je weet dat wij in deze groep nu de enige mensen zijn op de wereld die dit probleem begrijpen en er een oplossing voor hebben gevonden.
Je kunt wetenschap bedrijven door metaforen te zien. Hoe electronen bewegen... Soms als mensen in een drukke straat, soms als een massa die langs Amsterdammertjes moeten laveren, soms als mensen in een stadion die een 'wave' maken. Dat laatste kun je gebruiken om iets te doen met supergeleiding.

Hoe kleeft de gekko aan de wand? Hoe kan dat grote lichaam blijven hangen aan die pootjes? Dat komt omdat de plooien in zijn oppervlak weer bestaan uit vele vertakkingen, waarin weer vele staafjes zitten. Dat levert een enorm oppervlak op. Dat kunnen we namaken met koolstofstaafjes die hechten aan glas. En zo kunnen we steigers maken die bedekt zijn met een soort kleefband dat je aan het plafond kunt hechten. Dat scheelt uren opbouwwerk.
Andersom kan ook. Waarom rolt een druppel van een rozenblad? Omdat op het oppervlak allemaal puntjes zitten, die geen houvast geven. De druppel rolt er eenvoudig af. Zo kunnen we verf maken met onzichtbare puntjes, waardoor vuil zich niet hecht, waardoor het schilderwerk lang schoon blijft.
Je kunt op ijs schaatsen omdat de bovenste moleculen water zijn en dat laat glijden. Noordpoolonderzoekers kwamen om, omdat ze niet door hadden dat beneden 40 graden celsius dat bovenste laagje niet smelt en het zo stroef i s als zand. Ze konden eenvoudig niet snel genoeg terugkomen.

Harmen Wind

Hier en nu


De bijwoorden ‘hier’ en ‘nu’ hebben iets gemeenschappelijks: ze verwijzen naar het standpunt van de spreker.
De dichter Harmen Wind (1945) schrijft in zijn nieuwe, zevende, bundel Killroy in het gedicht ‘Hier’: ‘Hier is waar ik nu ben.’ Interessant is dat de dichter de plaatsbepaling als titel kiest. Wij kunnen ons in de ruimte verplaatsen; in de tijd niet, dat wil zeggen niet naar onze vrije wil. In de tijd worden we verplaatst. De dichter schrijft: ‘Voortdurend / verschuift het, neemt het mij mee, houdt / het mij aanwezig, plaatselijk, beperkt.’
We zijn in het nu op een bepaalde plaats. Ooit zullen we er niet zijn, alleen nog als herinnering tussen de twee data van ons komen en gaan.
Het gedicht eindigt met een hartstochtelijke oproep aan de lezer, nu: ‘Hoor eens, jij daar! Laat deze man die / strakjes uit zijn hier verdwijnt jouw / warme tegenwoordigheid omarmen!’
Nu, terwijl ik nog leef, wil ik graag dat ik de lezer raak.

Hier

Hier is waar ik nu ben. Voortdurend
verschuift het, neemt het mij mee, houdt
het mij aanwezig, plaatselijk, beperkt.

Vrijheid beweegt zich in stof, bestaan
is een zwervende plek. Zie mij dan,
proef mij, kus de grond op mijn mond.

Ooit valt mijn adem stil, trekt mijn zijn
zich terug onder de tekens van een
naam, tijden van komen en van gaan.

Hoor eens, jij daar! Laat deze man die
strakjes uit zijn hier verdwijnt jouw
warme tegenwoordigheid omarmen!

Nadenkend over het gedicht en over de eerste zin: ‘Hier is waar ik nu ben.’ maakt het niet uit of de dichter als persoon nog leeft. Hij is hier en nu in het gedicht. De lezer laat zijn ogen schuiven over de woorden; het gedicht houdt de dichter aanwezig, plaatselijk, op de bladzijde, beperkt, want niet in al zijn facetten.
‘Zie mij dan,’ vraagt de dichter, ‘proef mij, kus de grond op mijn mond.’ Kilroy was here.
Het gedicht doet natuurlijk denken aan Vromans ‘Voor wie dit leest’, zonder de pathetische slotzin. (‘Lees dit dan als een lang verwachte brief, / en wees gerust, en vrees niet de gedachte / dat U door deze woorden werd gekust: / Ik heb je zo lief.’)

Het spelen met tijd en ruimte vinden we ook in het gedicht ‘Tafelblad’, waarin opgemerkt wordt dat tijd scheidt, maar dat je in de ruimte verenigd blijft.

In de bundel figureert een opmerkelijke zij-figuur.in de afdeling ‘Confrontaties’, een vertrouwde geliefde met wie de ik uit de gedichten samen oud is geworden. ‘Wij hadden altijd woorden om verleiden / toe te lichten’; let op de verleden tijd. Zij houdt niet van uitgebreide maaltijden, het toetje lokt. Ze laat zich graag overtuigen door zijn overtuigingskracht, maar er moet ook weer niet te veel gesproken worden. Muziek liever dan gedichten en hij moet ook niet te veel naar haar luisteren als hij advies wil over de gedichten. Hij leest haar voor en zij wil hem laten schrappen en als hij niet oppast, blijven geen woorden over. In feite is de poëzie een concurrent, die ze het liefst zou willen uitschakelen. Ze kunnen samen prachtig spelen met woorden.

Conversatie

‘Gisteren was ik op mijn mooist,’ onthult ze, ‘zonde
dat je me toen niet hebt genomen.’ Je kijkt haar
door de zoeker aan en concludeert dat het vandaag

geen zin meer heeft. En voegt ze eraan toe: ‘Ik zeg
ook elke keer iets anders dan ik werkelijk bedoel,’
dan zeg jij dat je haar begrijpt en hoort het al:

dat is niet de bedoeling. Waarom neem je haar niet
gewoon zoals ze is. Zelf ben je ook bepaald de mooiste
niet. Het lijkt waarachtig wel of jij van gister bent.

Oude geliefden: het leidt tot confidenties. De zij zegt: ‘Wij zijn ons kwijt.’ Hij schrikt, maar moet erkennen dat ze gelijk heeft: ‘daar / / lagen we, uiteen. Twee individuele / naakten op een bed.’
De dichter ziet het en ‘dat / er iemand langskwam die ons zag.’
De lezer, hier en nu en vast ook wel straks en waar dan ook.

Eindrijm

Eindrijm

Nooit zeg ik tegen kinderen dat ze niet mogen rijmen, laat staan dat ik het ze zou verbieden. Eerst leg ik uit dar er verschillende soorten rijm zijn: beginrijm, klinkerrijm, middenrijm, eindrijm. Jullie kennen het: Leentje leerde Lotje lopen... of Bakker Best bakt best brood.
Goudvinken zijn heel klein, maar ze kunnen adem halen, voedsel zoeken ...
Eindrijm kan heel leuk zijn als het je verrast. Annie M.G.Schmidt kon het heel goed, maar er zijn ook zogenaamde beroepsdichters die er een dreun van maken, waar door het rijm lijkt op het voorspelbare belletje aan het eind van een regel bij een ouderwetse schrijfmachine.

Jullie mogen best een gedicht maken met eindrijm, maar je moet oppassen voor rijmdwang. Bijvoorbeeld: Het is buiten heel warm / en hij had maar één arm. Huis, muis en pluis kennen we al. Eindrijm mag, maar doe het een beetje origineel en ... het hoeft niet.

(Het is dus niet juist, zoals iemand mij zei dat de heer Rawie mij kapitttelde omdat ik rijm in een klas verboden zou hebben. Hij moet iemand anders hebben bedoeld. Ik heb wel eens van een dichter gehoord, die zo moe werd van die zouteloze rijmpjes, dat hij een groep kinderen verbood eindrijm te gebruiken, maar dat gaat mij te ver.)

Misstappen op een vlinder

Misstappen op een vlinder

Al jaren ben ik bezig met 'Achtergelaten landschap'. Ik schreef over het sf-verhaal (27 april j.l.) waar beelden uitkomen, maar vanmorgen werd ik wakker met de gedachte: het gaat over een liefde. Je kunt het gedicht lezen als de geschiedenis van een liefdesaffaire. Het is een achtergelaten landschap. Alles gaat voorbij, het landschap werd oud, zelfs het geluk oneetbaar te zijn, dat wil zeggen het idee dat je liefde niet op zou raken, zelfs dat idee is verteerd, vergaan, voorbij. In de tweede strofe gaan we naar het verleden: je stapte mis op een vlinder, je maakte een faux pas met een liefje, en wat gebeurde gebeurde, thuis viel een engel je naam uit; je noemde haar, en je mond kwam over je lippen, je kon het niet meer inhouden, je schreef het op, het werd een inktvlek en wikke over en over. een vlinderbloemige die steeds maar weer genoemd werd. 'Wikke' is bij verschillende dichters, volgens Wiel Kusters in 'De geheimen van wikke en dille' verbonden met 'weg zijn' of 'verdwijnen'.
Je kwam thuis van de jacht, erg oude aarde aan je lichaam, oeraarde, aarde van altijd en je stond in je muur als een raam. Je keek uit op de omgeving. Je keek neer op je langzaamste velden, van de liefde, bed, dat je één dag onsterfelijk maakte, in liefdesvervoering, aan de dood wende. Laat me nu maar sterven. Het was alles een gedicht dat zichzelf opzei, blinkend in je ruiten zoalng er licht was, zo lang het duurde. Toen had je niets meer te schrijven, alles stond vast, alles van ijzer, alles stond stijf van de tijd; een eeuwig nu. Maar zo is het niet, zo is het nooit: je weg loopt weg uit het einde, is geen einde, niets moet hier blijven. Je keek nog eens naar het landschap van je liefde, je hand verpakt in zijn handschoen, symbool van verraad, overal gaten waar het gezicht, het gedicht was.

Dode eend

Dode eend

Ooit schreef ik een gedicht naar aanleiding van een schilderij van Carl Schuch, dat ik zag in Keulen of Berlijn. Nu zag ik het tot mijn verbazing in het Staatsmuseum in Schwerin. Gelukkig bleek uit de tekst dat dit schilderij één van vijf varianten was.
(http://www.reproarte.com/Kunstwerke/Carl_Schuch/Stillleben+mit+toter+Ente/9985.html).
Ik dacht dat het gedicht in een bundel stond en omdat ik op reis een extra harde schijf meeneem met alle gedichten, zocht ik het op. Maar nee, het was niet te vinden. Had ik het dan nooit op mijn computer gezet? Het was misschien wel 20 jaar geleden. Zou ik het nog ergens op papier hebben? Dat moet ik thuis uitzoeken.
Zou ik het kunnen reconstrueren? Nee, dit is nieuw. Ik ben benieuwd of het lijkt op de oude versie.

Dode eend 2

Zijn kop zo dood dat hij bijna uitvloeit
maar niet op weg naar de koperen pot
met wit geëmailleerde binnenkant.

Het wit dat rijmt met de smalle ring
om zijn hals, verstikkend, met de vlekken
van de vleugel, die vreemd gevouwen is.

Ook de staart is wit. Het ziet er niet naar uit
dat de eend geplukt gaat worden
dat zijn blote lijf gevouwen wordt in de pot.

Hij wordt zo vaak geschilderd dat hij
alleen in verf nog consumeerbaar is.
-
Dode eend 1

Hij is zo dood dat zijn kop
in de pot past, zijn snavel
vloeit weg in de schaduw.

Hij lijkt op een dode hond
met kleurige veren
die wegvloeien in oud hout.

De vleugels bijna al los
van zijn rug, de keelband
een ring van weggewerkt wit.

Weerloze waarde

Weerloze waarde


De DDR-communisten hebben veel van waarde waardeloos gemaakt. Nog steeds zie je in het oosten van Duitsland verwaarloosde gebouwen. Na '45 werden landgoederen onteigend, maar waartoe? Je kunt je een standpunt voorstellen dat accoord gaat met het onteigenen van grote rijkdommen van individuen, op grond van erfelijke rechten. Maar als je dan een landgoed wil terug (?) geven aan het volk... doe er dan ook wat mee. Ook in Neustrelitz, waar het slot van de hertogen von Mecklenburg-Strelitz verdwenen is en waar nu een poging wordt gedaan om het verleden te doen herleven middels een Sissi-achtig (Königin Luise von Preußen als filmster) spektakel zie je treurige tegenstellingen. De oude residentie wordt middels steigers en stellingen met grote foto's van de oorspronkelijke gebouwen en een neptoren als decor van een voorstelling klaar gemaakt, maar vlak daarachter liggen oorspronkelijke bijgebouwen, dichtgespijkerd, ruïneus.

In een dorp als Ankershagen ligt een slot, waar een school werd gevestigd, maar de school heeft een moderne behuizing gekregen en het slot is aan het verkankeren. O ja, er is te veel en het is niet te betalen. Misschien moet je wat kapot is, afbreken, opruimen.

Waar het me om gaat is de vraag: hoe komt het toch dat communisten zo weinig oog hebben voor schoonheid. Waarom zijn de flats, ook op het platteland waar ruimte genoeg is, zo lelijk. Waarom was toen alles zo lelijk?

Ankershagen

Ankershagen


In Ankerhagen woonde de kleine Schliemann met zijn zussen en broers, met vader, die een bij een dominee niet passende levenswandel had en zijn moeder, die stierf toen Heinrich negen jaar was. Hij speelde daar op het platteland met een vriendinnetje, met wie hij later zou trouwen en dan zouden ze samen de schat van Priamos uit Troje opgraven. Het huwelijk ging niet door, want toen Heinrich eenmaal geld genoeg had om haar te trouwen, stuurde hij een huwelijksaanzoek vanuit Petersburg, maar ze bleek enkele weken daarvoor getrouwd te zijn met een man uit de buurt. Heinrich bleef haar zijn levenlang brieven sturen en toen hij rijk geworden was, steunde hij haar financieel en liet na zijn dood een aanzienlijke som aan haar na, al kregen zijn zussen het tienvoudige.
Heinrich wist dus al jong wat zijn ideaal was. Hij nodigde de vriendin later uit naar Athene te komen en ook naar Troje en ze hebben elkaar daar inderdaad eindelijk weer ontmoet.

Als jongen van tien moest hij na de dood van zijn moeder bij een oom wonen, maar dat pakte goed uit. Hij ging naar het gymnasium in Neustrelitz, maar na drie maanden werd zijn vader ontslagen en kon hij het geld niet betalen voor zijn opleiding. Heinrich verhuisde naar de Realschule en mocht meteen naar klas twee. Hij was intelligent en leergierig. Hij leerde zichzelf 22 talen. Vanuit Hamburg, waar hij werkte bij een handelsfirma, zou hij naar Venezuela, maar het schip verging bij Texel. Hij kwam als schipbreukeling in Amsterdam, leerde daar snel Russisch en werd als zaakwaarnemer naar Petersburg gestuurd. Daar ontwikkelde hij zich tot een succesvol, en vermoed ik, niet al te gewetensvol zakenman. Hij werd schatrijk door handel tijdens de Krimoorlog en later in Californië met de goudhandel.

Als multimiljonair kwam de oude wens weer boven en hij werd een zeer succesvol archeoloog, kreeg eredoctoraten, maar zijn levenlang betreurde hij zijn niet-wetenschappelijke opleiding.
Bedenk dat als hij het gymnasium had voltooid en de universiteit, dan zou hij een gerespecteerd geleerde geworden zijn, maar had hij nooit het geld gekregen om Troje bloot te leggen.

In de bundel 'Vreemd lezen' staat het gedicht:

Troje

De jongens stonden midden in het museum
te luisteren naar hun mooie juf
die opgewekt vertelde over
de zogenaamde goudschat van Priamos.

Ze deed de kleine Schliemann na:
‘Maar pappa, als er zùlke muren waren
moet er nog iets te vinden zijn!’

Een kleine jongen droomde weg
en dacht: ‘Waar zal ik graven
als alle schatten al gevonden zijn?’

In Ankershagen stond ik in de jongenskamer van de pastorie en zag het uitzicht van Heinrich.
Op het grasveld voor het huis stond een groot houten paard en dat leek op de tekening van Marije Tolman bij het gedicht in de bundel.

Speck - Boek

Speck - Boek

Als je in Speck (zandrug) bent kun je naar Boek (beuk) lopen. (Boeken komen van beuken.) Je kunt ook fietsen en dat gebeurt hier door tientallen paren, die net als de eenden achter elkaar gaan. Met de auto is het ruim dertig kilometer verder, want je moet rond het meer Müritz rijden. In Boek vind je weer verwaarloosde barakken van VoPo's en opgeknapte DDR-huizen. Het zogenaamde Gutshaus, een oud herenhuis, herbergt onder andere een museumpje met tinnen soldaatjes. Verder zier het er binnen uit als een sobere imitatie van een westerse toeristenplek. Het personeel is vriendelijk, maar als ik om koffie vraag zegt de 'waardin': 'Zullen we even wachten? Is dat uw vrouw, die daar aankomt?'
We liepen een beetje rond, vonden een baksteen kerkje uit de 19de eeuw, waarin een vrouw wachtte op bezoekers. Tegen de muren hingen tekeningen en aquarellen van bomen, planten, vogels en huizen. Verderop ging de betonweg over in zand. Het was duidelijk: naar Speck moest je lopen.
Een andere weg leidde naar een Beobachtungsstelle aan het water: een schitterend uitzicht op het meer, maar behalve wat eenden en in de verte de onvermijdelijke zwanen geen vogel te zien.
Aan het eind van de weg woonde iemand die velgen verzamelde, van auto's. Hij had ze tegen zijn hek gebonden, tientallen. De voormalige ruimte voor soldaten was dichtgetimmerd en verwaarloosd. De velgenman had heel veel houtblokken gemaakt voor de kachel. Ze lagen in grote hopen naast het huis.
Op de terugweg liep een jonge vrouw met een hoofddoek, niet islamietisch. Later zagen we haar kijken naar de bustijden: een maal per dag heen en terug. Ik wilde haar vragen of ze mee wilde rijden naar Waren, maar ik zag haar pas weer in Waren zelf. Wij hadden asperges gekocht en de bus was kennelijk bijna net zo snel als de auto. ('Ik heb een adresje in Rechlin waar je heerlijke asperges kunt kopen.')

Müritz

Müritz

Het Müritz-natuurgebied was in de DDR-tijd grotendeels Sperrgebiet. Bij Speck kun je nu wel komen, maar de weg loopt dood. Er staat een vervallen slot van de 19de eeuw - nu in het bezit van een projectontwikkelaar, die er (nog?) geen brood in ziet. Er staan grote huizen die weer bewoond zijn door mensen die een deel of een bouwwerk in de tuin aanbieden als Ferienwohnung. Vanuit het dorp, met nu 70 inwoners, kun je wandelen in de bossen en rondom de meren. In de tijd van de nazi's werd het gebied verwaarloosd. De communisten maakten er een persoonlijk vakantieoord van, maar ook de grenswachten mochten hier de nodige ontspanning opdoen. De minister-president, Willi Stosh, liet een vakantiewoning bouwen midden in een natuurgebied, met een groot jachtterrein. Dat was illegaal, maar de bevolking was niet op de hoogte en de partij liet het gaan. Hij ontving daar gasten, ook uit het westen, om te jagen.
Je kunt hier visarenden zien. Je kunt ze zelfs zien broeden, bovenop hoogspanningsmasten. In een informatiecentrum staat een groot tv-scherm, waarop je het paar ziet broeden. Af en toe vliegt man of vrouw weg. Er liggen drie eieren in het nest en er is genoeg vis in de meren om de jongen te voeden. In de winter trekken ze naar Niger in Afrika. Ze vliegen over Dresden, de Alpen, Sardinië, Algiers, de Sahara. Behalve deze roofvogels zie je de rode wauw, de kiekendief. Een andere grote vogel is de kraanvogel. Kleintjes zijn de rietgors, de karekiet, de kwikstaart, zwartkop. Je hoort de specht, de koekkoek. Het is al met al een groot lenteconcert.

Schwerin

Schwerin
Het is al 21 jaar geleden, maar in Wittenburg, onder Schwerin, zijn de sporen van de DDR nog duidelijk zichtbaar. Ja wel, er is veel opgeknapt; het gemeentehuis heeft een nieuwe koperen daklijst, maar bij de kerk staat een bouwval te koop en de straten zijn miserabel geplaveid met oude kinderkopjes. Over dat laatste kun je zeggen: dat is zo gelaten vanwege de antieke uitstraling en om het verkeer af te remmen, maar er zitten net iets te veel gaten in. Ook de sfeer in de straten is voor een belangrijk deel nog die van meer dan 20 jaar terug. Het is zaterdagmiddag en uitgestorven. Geen winkel is open; de straten zijn leeg. Dat is in veel steden in Duitsland zo, maar hier is het wel heel leeg. In een iets grotere stad als Parchim, verderop, is er in ieder geval een plein met een ijssalon en een terras waar mensen koffie drinken of coupes ijs eten.

Het platteland op weg naar het stadje lijkt ook van vóor de Wende. Dat heeft vele voordelen: het is leeg en ruim en stil en er is dus plaats voor de natuur, al weet ik niet of er ook veel landbouwgif is gebruikt. Nu wordt het Wendland gepromoot vanwege de rust en de mooie fietsroutes. Een folder over Lewitz ( dat is een oud Wendisch woord, 'lowit', en dat betekent jachtgebied. Lang voor de DDR, lang voor Duitsland, lang voor de Germanen, lang voor de mensen dit gebied bewoonden, ging hier een gletscher overheen en zorgde voor glooiingen. Nu zien we reliëf en groene hellingen tegen bosgebieden.
=


Het museum in Schwerin trok vòòr die Wende meer bezoekers. Schwerin was ook in DDR-tijd een geliefde toeristenplaats, al waren de bezoekers dan vooral mensen uit het Oostblok, die immers niet naar een museum in Amsterdam of Berlijn konden. Ze hadden hun eigen Hollandse meesters in hun Staatsmuseum. Bovendien was het pedagogisch klimaat in de DDR veel beter voor de kunst: schoolklassen trokken in grote getale naar het museum. Nu komen er nog wel wat mensen, maar de kaartverkoper klaagt over een gebrekkige marketing en eerlijk gezegd ziet het museum er tegenover het 'gouden slot' niet erg aantrekkelijk uit. De verzameling schilderijen is indrukwekkend. De hertogen van Mecklenburg hebben één van de beste verzamelingen van Hollandse en Vlaamse schilderijen van de 17de en 18de eeuw bij elkaar gebracht: Rubens, Rembrandt, Jan Brueghel de Oude en Frans Hals. De Poortbewaker van Carel Fabritius is heel bijzonder. Dan vinden we nog Gerard Dou en Paulus Potter, Pieter Claesz, Willem Claesz Heda.
Van de moderne kunst is er veel te zien van Duchamp en Spoerri, maar de bezoekers van Schwerin lopen bijna allemaal om het slot, dat in de 19de eeuw werd omgebouwd tot een kasteel zoals in Chambord aan de Loire. De pronkkamers geven de krankzinnige rijkdom van de hertogen goed weer. Ik kijk er altijd met gemengde gevoelens naar: hoeveel armoede werd er geleden door de mensen die deze rijkdom moesten opbrengen? Het ging maar om hertogen, al was één van hen ook koning van Zweden.
In 1358 werd Schwerin een deel van het hertogdom Mecklenburg. Voortaan zouden hier de hertogen zetelen. Rond 1500 werd de bouw van het kasteel van Schwerin begonnen.
Toen de Duitse deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommeren in 1990 werd gevestigd, werd Schwerin wederom de hoofdstad.

De culturele woestijn

De culturele woestijn

Schrikbarend is de uitkomst van een enquête: acteurs verdienen gemiddeld beneden modaal. Ze zijn afhankelijk van een partner of moeten bijklussen in de reclame.
Een actrice als Halina Reijn die met haar spel veel mensen diep heeft geraakt, een actrice van wie je zou zeggen dat ze beroemd is en dus (?) in welstand kan leven, een actrice die avond aan avond topprestaties levert, vaker en langduriger dan voetballers of tennissers, verdient de helft van het salaris van haar fysiotherapeut.
De markt bepaalt de verdiensten.
En nu hoor ik mensen zeggen: dat is in orde. Ze hoeven toch geen toneel te spelen? Ze kunnen toch loodgieter worden of verhuizer, noem maar op? Als mensen niet meer willen betalen voor een toneelvoorstelling, moet je iets anders gaan doen. Ga spelen in populaire films!

'Was het in Shakespeares tijd beter?', vraagt een enkeling, die een beetje op de hoogte is. Nee. 'Nou, wat zeur je dan?'

De vooruitzichten zijn somber, want bijna alle partijen willen op cultuur bezuinigen.
Opvoeden is uit. Onze politici durven het volk niet meer te leiden. Als onderwijs nog een beetje gesteund wordt, is het omdat men beseft dat kennis verkocht kan worden.
De verschraling van het culturele landschap is op korte termijn economisch niet zichtbaar en dus laten onze politici toe dat de woestijn groeit.

De culturele woestijn

De culturele woestijn

Schrikbarend is de uitkomst van een enquête: acteurs verdienen gemiddeld beneden modaal. Ze zijn afhankelijk van een partner of moeten bijklussen in de reclame.
Een actrice als Halina Reijn die met haar spel veel mensen diep heeft geraakt, een actrice van wie je zou zeggen dat ze beroemd is en dus (?) in welstand kan leven, een actrice die avond aan avond topprestaties levert, vaker en langduriger dan voetballers of tennissers, verdient de helft van het salaris van haar fysiotherapeut.
De markt bepaalt de verdiensten.
En nu hoor ik mensen zeggen: dat is in orde. Ze hoeven toch geen toneel te spelen? Ze kunnen toch loodgieter worden of verhuizer, noem maar op? Als mensen niet meer willen betalen voor een toneelvoorstelling, moet je iets anders gaan doen. Ga spelen in populaire films!

'Was het in Shakespeares tijd beter?', vraagt een enkeling, die een beetje op de hoogte is. Nee. 'Nou, wat zeur je dan?'

De vooruitzichten zijn somber, want bijna alle partijen willen op cultuur bezuinigen.
Opvoeden is uit. Onze politici durven het volk niet meer te leiden. Als onderwijs nog een beetje gesteund wordt, is het omdat men beseft dat kennis verkocht kan worden.
De verschraling van het culturele landschap is op korte termijn economisch niet zichtbaar en dus laten onze politici toe dat de woestijn groeit.

Treurnis van de geest...

Treurnis van de geest...

José komt moe thuis. Zij is alleen. De discipline vraagt om eten klaar te maken, maar na twee happen verdwijnt de trek. Het eten maakt haar misselijk. Ze gooit het weg en gaat op een bank zitten. Wat te doen? Ze wil niet eten, ze wil niet praten, ze wil niet nadenken. Alles staat haar tegen. Ze wil evenmin haar huis ontvluchten, de straat opgaan, want ook de mensen buiten staan haar tegen.
Ze is dodelijk vermoeid, maar kan niet slapen.
Haar buik voelt zwart.
Ze denkt dat de oorzaak is dat ze is afgewezen door een vriend. Hij heeft verboden te komen, hem op te bellen, te mailen. Hij zegt: 'Laat me met rust!' Ze is er van in de war geraakt, heeft andere mensen opgezocht, maar die begrijpen haar niet en vinden dat ze zeurt.
Ze wil niet dood, ze wil juist zo graag leven en mooie dingen maken en mooie muziek horen, goede gesprekken voeren, lekker koken voor iemand, praten over verhalen, gedichten. Ze voelt zich schuldig omdat ze niet gewoon kan leven en genieten. Ze voelt zich machteloos.

Triomf van de geest

Triomf van de geest

Twee dames komen 's morgens aan bij de woonplek van Sam. De nachtwacht ziet ze komen. Is Sam al wakker? Hoe wordt hij wakker? Hoe kun je dat zien? Hij heeft zijn ogen open, maar hij is doof en blind. Hoe weet hij dat de helpers komen? Hij voelt de trillingen en communiceert via het gevoel in zijn wang. De helpers beheersen een vingeralfabet. Hij leert op die manier alles, dank zij alle helpers. Nu studeert hij Spaans en Rechten. Stel je even voor: Helen Keller was ook doof en blind, maar zij kon lopen, alles voelen.
Als de nachtwacht is vertrokken, wordt Sam gewassen en gevoed. Alle verzorgers zijn onder de indruk van zijn intelligentie, zijn humor en zijn wil om te leven. Jaren geleden werd al gesproken over de kwaliteit van zijn leven. Moest hij niet van de continue beademing afgehaald? Toen hij zestien was, moest hij zelf beslissen. Nu is hij vijfentwintig en hij geeft de kwaliteit van zijn leven een 9,4.
Wat Sam duidelijk maakt, is het belang van hulp, maar vooral de kracht van de wil en het bewustzijn.

De Tijd

De Tijd

In 1953 verscheen de verhalenbundel 'The golden apples of the sun' van Ray Douglas Bradbury, een erkend grootmeester van het korte fantastische verhaal. Eén van de verhalen heet 'A sound of thunder' en het gaat over een man die tegen betaling van een enorm bedrag op safari gaat in het verleden, in de tijd van de dinosaurussen. De reis wordt verzorgd door de N.V. Tijd-safari. Vòòr hij in de tijdmachine stapt, bedenkt de man hoe gelukkig het is dat de presidentsverkiezingen de dag ervoor gewonnen zijn door de humane kandidaat en niet door de militarist, anders had hij via de machine moeten vluchten. Tijdens de reis krijgt de man - Eckels - nauwkeurige instructies. het verleden mag niet verstoord worden. Daarom heeft het reisbureau een anto-zwaartekracht pad aangelegd dat vijftien centimeter boven de aarde hangt. Het pad mag niet verlaten worden. De reisleider legt uit dat één per ongeluk gedode muis de wereldorde kan verstoren, want met die ene muis dood je alle nakomelingen. Zoveel ongeboren muizen verschuiven ook het lot van hun vijanden. Uiteindelijk zou dat het leven kunnen kosten van een holenmens, die in de loop van duizenden jaren een toekomstig volk vertegenwoordigt. De reisleider heeft dan ook nauwkeurig het te doden dier op een eerdere reis gevolgd. Hij noteert de exacte tijd van een dodelijk ongeluk dat het dier overkomt en merkt het dier met een verfbom. Hij zorgt er voor dat de safari twee minuten vóór het ongeluk ter plaatse is. Zo worden alleen dieren zonder toekomst gedood. 'Maar', vraagt Eckels, 'toen je vanochtend teruggekomen bent, moet je hier op ons, op onze safari zijn gestuit. Hoe is het afgelopen?' Het antwoord luidt: 'Dat zou een paradox zijn. Zoiets staat de Tijd niet toe - dat een mens zichzelf tegenkomt.'
Tijdens de jacht stapt eckels, geschrokken van een enorme Tyrannosaurus rex, van het pad en vermorzelt zonder dat hij het in de gaten heeft, een vlinder. Verder gaat alles zoals voorzien was. Teruggekomen voelt Eckels dat er iets veranderd is, hoewel hij niet kan zien wat. Dan ziet hij dat het bord van het reisbureau is veranderd; er staat 'N.V. Teitsefarie'. Hij vindt in de modder van zijn laarzen de vlinder en vraagt bevend wie gister de presidentsverkiezing heeft gewonnen. De militarist.

Wie het werk van Gerrit Kouwenaar kent, weet dat het paradoxale karakter van dit verhaal en het motief tijd hem zouden fascineren, als hij het verhaal zou lezen. Welnu, Kouwenaar heeft het gelezen en hij schreef:

Achtergelaten landschap

Ook je landschap werd oud, zelfs
het geluk oneetbaar te zijn
is verteerd

ooit stapte je mis op een vlinder
en wat gebeurde gebeurde, thuis viel
een engel je naam uit en je mond
kwam over je lippen, inktvlek
en wikke over en over

thuis van de jacht, erg oude
aarde aan je lichaam, stond je
in je muur als een raam

De Tijd 2
aanbevelen 1 Waarschuw de redactie
Bewerk bericht woensdag 28 april 2010 8:34 door ekkersx

Joke J. Hermsen schreef 'Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame toekomst'.
De negende druk is inmiddels verschenen. Kennelijk voorziet het boek in een behoefte.
Haar boek staat niet alleen. Zie de volgende advertentie bij BolCom: 'Hét boek voor deze tijd! "Slow, een wereldwijde revolutie"
In dit boek signaleert en beschrijft Carl Honoré de grote lifestyle revolution van dit moment.'

Kinderen zijn evenzeer slachtoffer van het horloge als volwassenen. Ik schreef ooit:

Agenda


De volgende les? Zij pakt haar agenda.

Maandag hockey, dinsdag zwemmen

woensdag een feest, donderdag dansles

vrijdag gaan we naar mijn oma.


Zaterdag en zondag moeten we

naar de boot. Nee, dat is leuk.

Maar wanneer moet ik nu komen?

Misschien vlak voor het feest.


Ik kan wel wat later. Zij kijkt

op haar horloge. Haar adem jaag

t
haar op naar volwassenheid, naar

werken, racen, ruimen, stress.

(Uit: 'Tijd heeft een geur', uitg. Leopold, 1996)

Grappig is het je te realiseren dat 200 jaar voor het begin van onze jaartelling al gemopperd werd over de terreur van de gemeten tijd.

Vervloekt de man die ontdekte hoe
de uren te onderscheiden, en ook hij
die hier een zonnewijzer heeft gezet
en mijn dagen zo onverbiddelijk
in stukjes hakt!

... Ik kan niet eens gaan eten tenzij de zon me toestemming geeft.
Overal in de stad staan die vervloekte zonnewijzers...

(Plautus)

Wrok of ressentiment

Wrok of ressentiment

Als het fascisme terugkomt - en het dreigt altijd terug te komen - gaat het dit keer gekleed in een valse mantel van vrijheid. Partijen die het volk vrijheid beloven, maar het een dictatuur geven. Er staat een leider op die het volk moet volgen. Hij heeft geen of een vaag programma. Je kunt geen lid worden van zijn partij. Je moet je overgeven aan zijn vaderlijke optreden: streng en onrechtvaardig, maar dat laatste weet je nog niet. De leider geeft het volk allerlei vermaak en zorgt er voor dat de media in zijn macht komen, zodat het volk geen tegengeluiden meer hoort of ziet. Dat lukt niet helemaal, er zijn altijd tegenstemmen, maar de leider laat ze overschreeuwen door auditief geweld, maakt ze bijna onzichtbaar onder glitter en sexueel tv-vermaak.
Wie volgen hem? Mensen die om de een of andere reden vinden dat ze te weinig respect ontvangen. Met respect bedoelen ze dat een ander alles goed moet vinden wat zij bedenken en uitvoeren. Ze denken dat vroeger alles beter was; ze hebben heimwee naar hun nestgeur. Ze zijn trots op hun nest. Vreemdelingen zijn bedreigend; van oudsher joden, later ook negers en islamieten. Ze zijn jaloers op mensen die boeken lezen en/of naar concerten gaan. Wat zien en begrijpen en horen die intellectuelen wel wat zij niet kunnen volgen? Doe maar gewoon en eet je hamburger en drink je pilsje bij een lekkere geile soap.


Berlusconi onder andere weet precies hoe hij zijn volk moet behagen. Zelf heeft hij ongeveer de zelfde verlangens en daarom begrijpt hij zijn kiezers zo goed. Hij heeft het geld om naakte vrouwen op te laten draven en te laten zwemmen in champagne. Hij doet krampachtige pogingen om jong te blijven, want jonge virielheid is een eis van de politiek van 'eigen volk eerst'. Hij voelt zich niet solidair met zijn leeftijdgenoten; ze mogen doodvallen als ze eerst maar op hem stemmen.


Ressentiment (wrok) is een psychische zelfvergiftiging. Men houdt voor goed of het beste wat slecht of minder goed is. In zijn onmacht de waarde van de ander te realiseren gaat men de waarde van de ander negeren. De wrok, het ongenoegen of zelfs de haat uit zich in een emotionele reactionaire houding ten aanzien van alle zogenaamde beterweters. Het is het resultaat van onmacht. De ressentiment-persoon zoekt de oorzaak van zijn onmacht niet in zichzelf maar wijst een schuldige buiten zichzelf aan. Het kan gericht zijn tegen een persoon, hele klassen van mensen, sociale toestanden of zelfs het bestaan van de gehele mensheid. Zij voelen zich gerechtvaardigd om mensen op te blazen, bij honderdtallen.


'Ressentiment treedt in strikte zin op wanneer er in een persoon sprake is van een totale afwezigheid van pogingen zichzelf in morele zin te overwinnen ( ...) Altijd is er sprake van een onmacht in de met ressentiment beladen persoon. Deze onmacht wordt verbonden met verbetenheid, ofwel psychische afstomping, wat inhoudt dat alle vijandige affecten verborgen worden in de duistere diepte van de ziel, opdat deze voortdurend gevoed wordt met dit emotionele gif waardoor de haat jegens haar object of objecten groeiende blijft.' (Wikipedia)



Eigenliefde is naastenhaat.

Onderschatting

Onderschatting


Joke van Leeuwen, een dichter in al haar werk, die veel waardering ondervindt, moet tot haar teleurstelling ook constateren dat er een schrale populistische wind is gaan waaien over ons culturele landschap. Haar werk werd langzamerhand moeilijk bevonden en minder geschikt voor 'gewone' kinderen. Scholen en pedagogische instellingen lijken er niet meer op uit kinderen op te tillen, nee, zij geven toe aan onmiddellijk vermaak, aan kermisgeschitter, aan de gemakkelijke consumptie van leesvoer. Daarbij worden kinderen stelselmatig onderschat door luie volwassenen. In plaats van kinderen te prikkelen tot enige inspanning, bijvoorbeeld bij de opening van de kinderboekenweek, worden ze gepaaid met banale effecten.

Joke schrijft: 'De Laatste keer ging het over eten en snoepen. Kosten noch moeite waren gespaard om het thema vorm te geven. Uit het standbeeld van een naakt vloeide anaal chocolademelk, er stonden grote tonnen snoepgoed waar kinderen, (...), in graaiden tot hun zakken uitpuilden. Het was flink zoeken naar boeken. Het programma werd gepresenteerd door een tv-persoonlijkheid, er waren tamelijk luidruchtige optredens (...) Het opgefokte publiek werd uitgenodigd een refrein mee te zingen met de tekst Rot op en met spruitjes te gooien (...)'

Dansschoenen en legostenen

Dansschoenen en legostenen

'Vertier' is de naam van een nieuwe sociëteit voor ouderen in Haren en bij het begin van de activiteiten organiseerden Loes Jansen (van Torion) en Alida van Riet (van de Zonnehof) een ontvangst met workshops. De ouderen (70+) konden aan de gang met Tai Chi, hapjes maken, zingen bij de piano, bowling, jeu de boules en ... jawel, gedichten schrijven. Twee dames durfden het aan. (Er was een andere dame die mij vertelde dat ze al vanaf haar twaalfde jaar gedichten schreef. 'U kiest voor gedichten schrijven?' 'Nee, ik doe Tai Chi... ook al doen ze het op een stoel. Dat kán toch niet!')
Met de twee dames zat ik aan tafel in een zonnige, kleurige ontvangstruimte. Wat leven we toch in een rijk en gelukkig land. Er was koffie, koek, er was een pak papier, een doos pennen, een flap-over. Ik las een paar gedichten en legde uit hoe ze waren ontstaan. Plotseling vertelde mevrouw Benninga een verhaal. Ik zei: 'Laten we daar een gedicht over maken.'
Daarna liet ik de dames een foto kiezen. Mevrouw van Eenennaam koos een foto van twee glimmende herenschoenen, waarnaast een paarse bloem lag.

De volgende gedichten zijn het resultaat.

Dansschoenen

Op de HBS in de eerste klas
leerde een leraar Frans mij dansen.
Tango, chachacha; hij fluisterde
in mijn oor: 'Jij kunt alles!'

Gehuwd dansten we met gehuwde paren.
Helaas, echtgenoot had geen maatgevoel.
Eénmaal, met de dansleraar mocht ik
vóórdansen: dát was dansen!

Sophie van Eenennaam
==
Moederzorg

Hij zat midden op de vloer
van de kamer tussen legostenen
en hij bouwde een toren.

Van alles lag er op de vloer
cocktailprikkers, opzettertjes en elastiekjes.
Hij bouwde een stad van alle materiaal.

Bijna was de toren klaar en op hoogte.
Toen kwam papa thuis: 'Ruim de rommel op!'
En mama luisterde daarnaar met verdriet.

Zij dacht: ik heb nog een logeerkamer.
Hij bouwde dáár zijn stad en tuin.
Later ging hij naar de Hogere Tuinbouwschool.

J. Benninga-Zijlstra

Geweld

Geweld

Je bent verkracht, je baby is vertrapt, je man vermoord en je vraagt jezelf af: 'Waarom leef ik nog?' Bovendien haat je de Russen die je dit hebben aangedaan. Hoe kun je ze treffen in het hart van hun gemeenschap?
Je spreekt een geestelijk leider, die je uitlegt dat jouw god je het recht geeft wraak te nemen en wat meer is, dat je een hem welgevallig werk doet als je de 'heidenen' helpt uitroeien. 'Er is een methode', zegt de leider, 'maar hij kost je zelf het leven. Maar je zult beloond worden in Akhirah, de hemel. Bij het Laatste Oordeel zal Allah je daad beoordelen en het lijdt geen twijfel dat je voor het goede hebt gekozen. Ik zal je in contact brengen met mannen die weten wat je moet doen.'
Je gaat naar de mannen, die je instrueren hoe de bomgordel werkt en wannneer je op de knop moet drukken. Je stapt op de bus en je rijdt verdoofd door je verwachtingen naar Moskou. Bij het busstation word je opgewacht door een andere strijder die je naar een metrostation brengt. Hij zegt: 'Wees niet zenuwachtig! Denk aan je baby, aan je man. Wacht met de knop tot de metro rijdt. Allah zal je zegenen.'
De metro trekt op. Naast je zit een jonge vrouw met een baby. Je durft niet te kijken, niet te denken. Het is leeg in je hoofd, of nee, het is heel vol. Er kan geen gedachte meer bij. Je bent een machine geworden. Je wacht en dan druk je op de knop. Je voelt niets meer, geen verdriet, geen woede, helemaal niets. De wereld draait nog lang door, zonder jou, zonder je slachtoffers, zonder oplossing.

Intuïtie

Intuïtie


Boris Spassky, oud wereldkampioen schaken, noemde de onlangs overleden schaakgrootmeester Smyslov, 'de Hand'. De hand die buiten het brein om zelf weet waar de stukken heen willen, staat voor de intuïtie.


Iemand zegt: 'Ik voelde dat hij niet deugde en dat bleek ook juist. Maar hoe kan dat gevoel tot mij komen? Het was een onmiddellijk weten; het was geen optelsom van aanwijzingen.'
Een ander zegt: 'Ik wist wie er belde en dat bleek te kloppen.'
Of: 'Voordat hij iets kon zeggen wist ik dat mijn moeder stervende was.'

Veel mensen zien of iemand verliefd is, of iemand zwanger is (zelfs wanneer de zwangere het zelf nog niet weet).
Wat is dat? Telepathie? Helderziendheid? Profeteren? Intuïtie.

We zouden het moeten onderzoeken, maar de academische psychologie heeft nog niet zo veel aandacht besteed aan intuïtie. Er is enig onderzoek gedaan waaruit blijkt dat intuïtie geen onzin is; veel mensen hebben haar ervaren en bleken er op te kunnen vertrouwen.


De moderne fysica lijkt vruchtbare hypothesen te kunnen bieden: informatieoverdracht in verwijderde tijd en ruimte wordt als bestaand gehouden in de quantumfysica. Elk deel van een hologram geeft informatie over het geheel. Ook daar ligt een verklaringsmogelijkheid.

Gagaclip

Gagaclip

Angélique Corné schrijft in reactie op een bericht van Pascal Cornet over haar dochter van bijna 12 die 'een grote fan' is van Lady Gaga.
Hoe is het mogelijk? Haar tienerzoon van bijna 14 vindt Lady Gaga bv een dwaze verschijning en dat lijkt me een juiste waarneming. Ik vind de clip dan ook nog een teken van ernstige verloedering.
Maar dat meisje van bijna 12? Zij bezit nog niet 'de sexuele drift', maar wat ziet ze dan? Loopt ze gewoon (?) achter een hype aan? Is ze dan te oud voor K3? Vindt ze de vormentaal mooi of indrukwekkend? Wat is dat? De krankzinnige kleding, zieke make-up, rare toestanden, bril, kettingen, zingen in de gevangenis, zoenen, gevecht, geweld, halfnaakte meiden, irreële dansjes, sadisme, moordpartij met gif, ook de hond en dag wegrijden in weer andere carnavalskleren...
Iemand zegt: zo zijn clips! Des te erger.
Jan Haerynck: 'meisjes van tien zijn niet meer gechokeerd door dit, Pascal. Denk ik. Het is een doelgroep waarmee ik geen contact heb maar zie ze wel te keer gaan op tram en trein en dan denk ik: 'De gevangenis in, rotkids'.
'nog eens goed bekeken. Het is een puur kunstwerk. Na Hirsh, nu Lady Gaga! Een Tarantino vermengd met gif. Prachtig! Indrukwekkend! Dat zouden alle kinderen moeten zien! Money, oké, maar je krijgt waar voor je geld...

Pascal: 'Het ethische en esthetische doorkruisen elkaar hier duidelijk. Natuurlijk vind ik die nieuwe clip ook ‘GEWELDIG’, ongelooflijk goed gemaakt, supersexy en buitengewoon grappig.' Zoals een bomgordel?
'Maar wat gebeurt er nu in clips zoals die van Lady Gaga? Dat is natuurlijk ook allemaal om te lachen, en het is een idioot die denkt dat het echt een ideaal is om het volledige klantenbestand van een wegrestaurant uit te moorden. Maar we gaan hier een stap verder. De grammatica van deze beeldtaal is bewust perfide zonder zich daar nog iets van aan te trekken; zij is ironisch, los van elk waarheidskader; zij is schaamteloos manipulatief en volstrekt amoreel. Niet meer immoreel – hoe zou dat nog kunnen.'
'De pedagogen van vandaag , zowel de opvoeders als de heropvoeders, horen daarmee rekening te houden en zij staan er, jammer genoeg voor hen, moederziel alleen voor aangezien alle zin- en waardenverstrekkende instituten, behalve dan de commercie, uit onze samenleving verdwenen zijn.'
Dat is wel heel somber.

Opdringerigheid

Opdringerigheid



Gelly Talsma van de Culturele Onderneming heeft een nieuw plan bedacht: gedichten bij een oversteekplaats. Als het licht op rood gaat, hoor je een gedicht. Aardig idee, zou je zeggen. De eerste dichter die gaat inspreken is Kopland. Goede keus, want hij is bekend en nog een goede dichter ook. Waarom voel ik dan toch een lichte ergernis? Ben ik jaloers? Denk ik aan het gedicht 'Hoe je verder moet'?

Stap opgewekt voort
al weet je niet zeker
waar naar toe. Vooruit

over het glimmende asfalt
tussen de kale bomen
hoofd scheef, wuivend
naar het huis
dat al is verdwenen
en straks vergeten.

Je zet een voet vooruit
en dan een andere.
Je kijkt niet naar de spiegeling
in de plassen, het beeld
van de takken waar je
tussen hangt, pats!
in het water.

Zo kom je verder
weg van wat is geweest.

Mijn zoon heeft het ooit op You Tube gezet en gister vroeg iemand om uitleg.
Wat zou ik doen als Gelly mij vroeg om een gedicht in te spreken? Wat is mijn bezwaar? Het is de opdringerigheid. De passanten staan niet te wachten op een gedicht, maar ze moeten het wel horen. Bij You Tube kun je het ongewenste wegklikken. Een gedicht op straat kun je ongelezen passeren, maar een dichter bij een oversteekplaats kun je alleen vermijden door knopjes in je oren met je favoriete muziek, of misschien een voorgelezen roman. Gedichten moet je opzoeken; ze moeten zich niet aan je opdringen. Je kunt ze alleen in vrijheid genieten.

Het nut van poëzie

Het nut van poëzie



Sinds enige tijd weten we meer over het verschil tussen de twee hersenhelften en over hoe samenwerking tussen de linker en rechter hemisfeer van belang is voor een evenwichtige houding in en tegenover de wereld.

'... het verschil ligt niet in wat de twee hersenhelften doen, maar hoe ze het doen. De rechter hersenhelft waardeert dubbelzinnigheid, het impliciete en het metaforische, terwijl de linker hersenhelft de neiging heeft om zekerheid, explicietheid en de letterlijkheid te eisen; de rechter hersenhelft ziet de brede context en de wereld als een naadloos geheel, alles met elkaar verbonden; de linker hersenhelft is gericht op detail en produceert een groot aantal afzonderlijke fragmenten; de rechter hersenhelft is veel beter in staat nieuwe informatie te begrijpen, terwijl de linker hersenhelft zich bezig houdt met het reeds bekende; de rechter hersenhelft ziet individuen; de linker hersenhelft categorieën; de rechter hersenhelft beseft het belang van de intuïtie; de linker hemisfeer hecht waarde aan abstractie en rationaliteit.'

(Uit een interview van Stephen Gin met Iain McGilchrist, schrijver van 'The Master and His Emissary')

Iain McGilchrist maakt zich zorgen over de dominantie van de linker hersenhelft in onze cultuur.

Je zou kunnen zeggen dat het lezen van poëzie er voor zorgt dat de rechter hersenhelft een faire kans krijgt zich verder te onwikkelen.

Floris van den Berg

Floris van den Berg

Floris van den Berg, filosoof, atheïst, zegt: 'Als je een beetje nadenkt, begrijp je al gauw dat God niet bestaat.' Mens, durf te denken. Zijn argumenten: 1. de talloze verschillende goden waarin mensen geloven kunnen niet allemaal waar zijn; 2. er is geen bewijs voor zijn bestaan (de bewijslast ligt bij de gelovigen); 3. religie heeft veel ellende veroorzaakt en doet dat nog steeds.

Je kunt gelovigen niet verbieden te geloven, maar kinderen moeten vrij van indoctrinatie worden opgevoed. De overheid moet de vrijheid van het individu beschermen. Subsidie aan op religie gestoelde scholen moet worden afgeschaft. Een volwassene heeft het recht om te geloven, maar je mag kinderen niet geestelijk verminken. Ook niet lichamelijk. Dat gebeurt nog steeds. Ook in Nederland. Sexuele verminking wordt niet streng genoeg aangepakt. We mogen intolerantie niet tolereren.

Een moraal zonder God is heel goed mogelijk: de gulden regel. Behandel een ander zo als je zelf behandeld wil worden.


Als ik Floris hoor praten gaan mijn nekharen overeind staan - hij lijkt op een fundamentalist - maar tegen bovengenoemde opvattingen kun je moeilijk bezwaar maken, want Floris vindt het best als volwassenen zeggen: 'Natuurlijk is er geen bewijs voor het bestaan van God; je gelooft of niet.' Zó fundamentalistisch is hij nu ook weer niet.


Veel mensen vinden troost en schoonheid in religie. Floris zal dat achterlijk vinden, maar het is kennelijk een diepe behoefte. En dan nog iets: we kunnen moeilijk accepteren dat alles er zo maar is, dat het geen betekenis heeft. Mensen zijn betekenisdieren. Floris zal zeggen: geef dan zelf betekenis aan je leven. Goed, maar soms of vaak denk je dat er bewustzijn bestaat buiten ons, dat we een opdracht hebben. Onzin, besluit Floris de discussie. Je moet niet geloven in illusies.

Broeder Beatus (uit De Feeëntrein)

Uit 'De Feeëntrein'


Ik bewonderde broeder Beatus, hield waarschijnlijk wel van hem, maar zoals je van een vader houdt, nee, meer, zoals van een moeder. Er kwam iets lichamelijks bij. Ik voelde me aangetrokken, ik wilde op schoot
Op een dag mocht ik na schooltijd helpen met het ophangen van slingers. Er was nog een klasgenoot, maar toen ik op een trap stond in mijn korte broek en me uitrekte om een slinger vast te maken aan een lamp, was hij even weg om iets te halen. Broeder Beatus stond naast mij om mij te ondersteunen. Zijn hand gleed langs mijn been. Hij streelde mij en ik vond het heel prettig en vanzelfsprekend. De broeder vond mij aardig. Pas toen zijn hand omhooggleed en bij mijn billen belandde, maakte ik een terugtrekkende beweging. Misschien liet ik alleen maar mijn bil verstijven. Broeder Beatus’ hand aarzelde, omvatte nog even een bil en gleed toen langzaam terug. Die andere jongen kwam weer binnen en vroeg iets aan de broeder. Deze liep weg van de trap en van mij en antwoordde. Ik daalde de trap af, deed nog iets in de klas, maar vroeg ook of we klaar waren. Broeder Beatus knikte. Ik groette en verdween, lichtelijk verward. Ik voelde de hand van de broeder nog om mijn bil en dacht dat zijn streling een uitverkiezing inhield. De volgende morgen leek alles net als vòòr de streling. Het feest vroeg alle aandacht en ik vergat het voorval even. Ik begreep dat ik hier niet met mijn ouders over moest praten. Later, veel later, vroeg ik me af wat er gebeurd zou zijn als ik die terugtrekkende beweging niet had gemaakt, maar een toegevende beweging. Als ik tegen die hand was gaan leunen en tegen de zwarte borst, tegen de toga met al die knoopjes. Als die jongen niet was binnengekomen. De grootste schok kwam pas toen ik me weer veel later realiseerde dat ik misschien wilde dat het doorging. Waarom verstijfde mijn bil? Welke reflex had daar opdracht toe gegeven? Nooit was mij iets op dit terrein geleerd. Nooit had ik nagedacht over zo’n streling. Waren er soms aangeboren normen, was het iets in mijn karakter, iets dat mij tot de orde riep? Laat je niet gaan? En wat had ik dan gewild dat er verder was gebeurd?

(In een volgend hoofdstuk komt de hoofdpersoon, Laurens, er nog op terug:)

Ik nam afscheid van de broeders, vooral van broeder-overste, die mij in de loop van het jaar vertrouwder was geworden.
En ik ging afscheid nemen van broeder Beatus. Hij was er nog. Hij deed vriendelijk, maar ik voelde teleurstelling dat het afscheid niet persoonlijker was, alsof hij allang afscheid hàd genomen. Hij leek meer aandacht te hebben voor die kleine, nieuwe jongens. Hij was mij toch niet vergeten? Hij wist toch nog wel wie ik was? Hoe ik naar hem keek en luisterde? (...) Hoe ik op de trap stond en omhoogreikte om de slinger op te hangen. Hoe de hand van de broeder over mijn blote dij gleed, even over een bil en hoe ik bijna tegen zijn borst was gaan hangen?
=
Interessant is hoe de jonge Laurens zich niet aangerand voelt, maar het als een uitverkiezing ervoer en toch een reactie vertoonde die een afwijzing betekende.
Bij welke jongens ging het verder? De jongens die de handeling niet durfden afwijzen, die te veel in verwarring werden gebracht, een grens lieten overschrijden, waarna ze niet terugkonden? En het ging bij andere broeders, die minder scrupules hadden, verder; zij misbruikten hun volwassen macht tegenover de jongens.

Hertog Willem van Normandie

Hertog Willem van Normandie meende de belofte te hebben Koning van Engeland te worden na de dood van Edward the Confessor, maar er was nog iemand die deze belofte zei te hebben gekregen: Harold, Earl van Wessex. Hij werd koning van Engeland. Willem verkondigde dat hij moest aftreden. Harold weigerde. Hij vocht met succes tegen een derde kaper op de kust, Koning Harold Hardrada van Noorwegen, bij York. Dat gaf Willem gelegenheid, geholpen door gunstige wind, te landen eind september bij Pevensey; een vloot met onervaren zeelui, maar gedisciplineerde Franse ridders, voetvolk, boogschutters, ongeveer zesduizend aanvallers. Hij marcheerde op 13 oktober naar een open plek ten noorden van Hastings, die nu Battle heet. Harold kwam snel terug uit York. Hij liet zijn mannen de vierhonderd kilometer in hoog tempo afleggen. Ze waren zwaar bepakt, vermoeid van de gewonnen strijd, maar vastbesloten Willems troepen te verslaan. Harold had beter kunnen wachten op meer manschappen, meer rust, maar hij wilde Willem verrassen. Dat lukte niet. Willem stond hem onder aan de heuvel op te wachten. De strijd begon ‘s morgens 14 oktober 1066. Dat kwam Willem goed uit. Zijn troepen waren op vreemd grondgebied en zij zouden het op den duur alleen maar moeilijker krijgen met de voedselvoorziening. Ze hadden de omgeving van Hastings al leeggeplunderd.
 Op de heuvel stonden de Engelsen in gelid, schild aan schild als een muur. De Normandiërs kwamen schreeuwend boven en beukten op de muur. De vechtenden stonden zo dicht bij elkaar dat de doden niet vielen. 
Als je de wapens bekijkt, vraag je je af waar de vechtenden de moed der wanhoop vandaan haalden om te vechten. Zouden ze worden afgemaakt door hun eigen leiders? Bijlen waarmee je een hoofd kon klieven of een arm afhakken; pijlen waarmee het voetvolk in oog of hart getroffen werd (en uiteindelijk ook Harold; in elk geval werd hij gedood). Er vocht een bisschop mee, maar hij vocht met een knuppel, dat was minder bloederig naar eigen zeggen. De strijd duurde de hele dag tot het donker was en de gewonden werden afgemaakt en beroofd. Willem won omdat zijn soldaten beter getraind waren, minder moe, beter gevoed. Hij liet zijn soldaten zogenaamd vluchten en toen de Engelsen er achter aan gingen, verbraken ze hun schildmuur. Plotseling keerden de Normandiërs om en omringden de Engelsen met hun paarden en verpletterden hen. 
Willem werd de Veroveraar en Koning van Engeland ten koste van duizenden strijders. In zijn kielzog kwamen de Benedictijnen om de beschaving verder uit te bouwen.

Witte handschoenen

Als je een boek wilt lezen in Thomas Plume’s Library moet je het aan de bibliothecaris vragen. Die haalt het uit de kast. Je hoeft geen handschoenen aan, omdat die de bladen schade doen bij het omslaan. Als je klaar bent met lezen geef je het terug aan de bibliothecaris die het terugzet op de bestemde plaats, anders raakt het verloren, terwijl het er wel is, soms jaren lang. Er zijn ongeveer 700 boeken weggeraakt, vermist of gestolen. Als je een boek leent, moet je de waarde in consignatie achterlaten.
De bibliotheek is te vinden in Maldon in een oude kerk op de eerste verdieping (wat een raar woord; verhoging zou beter zijn).
Thomas Plume, geboren in Maldon, een vissersplaats aan de zeearm van de River Blackwater, was aartsdeken van Rochester en pastoor van Greenwich. Plume verzamelde theologische boeken, onder andere van Arminius, die Vondel zo bewonderde, maar ook beschouwingen over de English Civil War, filosofie, chemie, medicijnen, natuur- en wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis en astronomie. Toen hij in 1704 stierf, liet hij behalve de boeken, geld na voor de verbouwing van de oude kerk en voor het in standhouden van de bibliotheek. Beneden kwam een school. Hij betaalde ook voor een studiebeurs voor arme jongens van Maldon. De kinderen van de school slepen hun griffels aan de omringende muur.

We werden rondgeleid door een vrijwilliger, een gepensioneerde man, die vertelde over het boekenbezit, over de stroken linnen aan de planken die het stof tegenhielden, maar wel lastig waren bij het zoeken.’ Er is een voortdurende strijd tussen de aanhangers van handschoenen bij het lezen van oude boeken en de blote-handen-lezers.’
Thomas Plume was een bescheiden man: er was geen afbeelding van hem te vinden, terwijl er wel schilderijen hingen van Engels koningen en 17de-eeuwse theologen. Hij was ook weer niet te bescheiden: in de bibliotheek lagen ook zelfgebonden boeken met zijn preken.

John Hawkwood

John Hawkwood

Waar zijn de resten van John Hawkwood? In Florence, in de Santa Maria del Fiore, is een groot retabel aan de wand van Paolo Uccelo, gemaakt om de Britse soldaat, die generaal werd genoemd en tot ridder was geslagen, zoon van een hoefsmid, die na de dood van zijn vader de kost moest verdienen als kleermaker, wat hem niet zinde, als hij keek naar de ridders van Kasteel Hedingham. Daar woonde het geslacht De Vere. Daar werkte zijn oudste broer als ‘stewart’ Hij besloot met zijn voornaamgenoot John de Vere en andere Engelse huurlingen in Frankrijk te vechten. John Hawkwood begon als boogschieter. Na drie jaar was hij kapitein van 350 boogschutters en won met zijn landgenoten de slag bij Crécy en later bij Poitiers. De Engelsen vochten fanatieker en slimmer en de chevalresque Fransen, die streden zonder veel discipline, met te zware harnassen die echter niet bestand waren tegen de lange lansen en de zware pijlen, werden in de modder vertrapt. Na die twee veldslagen waren de Fransen tot aan Jeanne d'Árc gedemoraliseerd. Hawkwood en zijn soldaten wilden niet terug naar huis, naar de armoede. Ze besloten zich te verhuren aan de Italiaanse steden die dezelfde tactiek toepasten als Edward III: geen eigen leger inrichten maar soldaten huren al naar gelang men ze nodig had. Dat leek goedkoper, maar Hawkwood met zijn Witte Leger werd er schatrijk mee. Hij was cynisch genoeg om de ene stad te laten betalen voor bescherming, de andere voor de aanval. Hij was een goed tacticus, als soldaat en onderhandelaar.

Het kasteel van de twaalfde eeuw staat er nog in Hedingham, net als de manor, het huis dat Hawkwoods vader liet bouwen. Hij stuurde regelmatig geld naar zijn dorp, naar zijn familie en hij wilde ook na zijn dood terugkeren naar Hedingam. Hij reserveerde daar goud voor. Zijn tweede vrouw vertrok ook naar Engeland. Waarschijnlijk is hij aan de zuidwand van de Petruskerk begraven. In elk geval is er een rijke versiering, met de afbeelding van een havik. In de zestiende eeuw wist men misschien niet goed raad met de ’ Italiaanse’soldaat en heeft men de botten verloren laten gaan bij het herstel van de muur? Zo is Hawkwood door de latere dorpelingen vergeten en veronachtzaamd. Of was doorgedrongen dat hij in feite een duivelse cynicus was geweest? Dat zijn rijkdom voortkwam uit wreedheid en schaamteloos opportunisme?

De kerk staat op een hoge heuvel en ik kon de herinnering aan Hawkwood bekijken omdat de kerk even open was ter gelegenheid van een begrafenis van een dorpeling.

Workshop

Er was het meisje met paarsrood geverfd haar; ze zat vooraan bij een poëzieworkshop, en ze straalde heel krachtig onwil en irritatie uit. Toen ik na een inleiding met het lezen van gedichten en het vertellen over hoe ze ontstaan, de klas, 5 gym, uitnodigde door elkaar gegooide regels van een gedicht te herstellen, bleef ze obstinaat zitten voor een blad wit papier. Ik keek naar haar en vroeg woordloos wat er aan de hand was. 'Ik heb geen pen' mompelde ze. Ik legde een ballpoint op haar tafel, maar natuurlijk was dat niet de oplossing. Ik zei dat ze de regels die ik op het bord schreef, moest overschrijven. Ze deed het niet en legde de ballpoint terug. Ik vroeg wat er aan de hand was. 'Ik hou niet van gedichten.' 'Maar dan kun je toch wel meedoen? Wil je weg? Moet ik je wegsturen?' Nee, dat was niet de bedoeling, dat leverde maar gedoe op. Omdat ze verder geen last veroorzaakte, besloot ik haar in haar sop te laten gaar koken. Het tweede uur moesten we in een ander lokaal zitten. Sommige leerlingen kwamen wat later binnen omdat ze een toets Latijn moesten ophalen of zoiets, dat werd me niet duidelijk. Het geverfde meisje kwam binnen. Ze had gemakkelijk niet kunnen komen, leek me. Ik legde haar uit - de overigen waren al aan het werk - dat ze een gedicht moest schrijven naar eigen keus of geïnspireerd door een aquarel van twee granaatappels of een schilderij van een matador die bij een dode collega onder een laken, staat te peinzen. Ik zei: 'Schrijf maar op wat je ziet. Het hoeft geen gedicht te worden.'
Even later zag ik dat ze vijf woorden onder elkaar had geschreven: stoel, laken, rood, kelder, man. 'Ik weet echt niet wat ik verder moet.' Ik knielde naast haar neer en schreef onder de woorden een aantal regels, à l'improviste, af en toe kijkend naar het schilderij. Na een achtste regel keek ik naar haar: haar gezicht was opengebloeid. Ik zei: 'Zo kun je het doen, maar dan op je eigen manier' en ik kraste mijn tekst door. 'Nee', zei ze, 'dat vind ik wel leuk.'
Even later ging de bel. Ik had geen gelegenheid meer haar papier te bekijken. Nu ben ik zo benieuwd of er nog wat op kwam te staan. In ieder geval ben ik haar voorlopig niet vergeten. Er was even een ontmoeting geweest.

Ik zeg: 'Je moet in ieder geval niet wachten tot je inspiratie krijgt, want die moet je afdwingen. Hoe? Door je pen over het papier te bewegen. Je schrijft iets en dat kun je altijd nog weggooien, maar al schrijvend kom je op ideeën. Hoe doet een schilder het? Hij pakt een doek, verf, een kwast, en begint. Wat? Dat weet hij nog niet. Een componist? Hij gaat bijvoorbeeld achter de piano zitten en slaat een toets aan, en nog een. Hans Faverey, pestkop, tegen een interviewer: 'Hoe het gaat? Heel gemakkelijk.' Hij liep naar een stapeltje papier, pakte een vel, draaide het in zijn typemachine... maar toen? Sloeg hij een toets aan of ging hij wachten?
Volgens Henk van der Waal, in De Kunst van het dichten, moet je wachten. Je moet, zegt hij, afscheid nemen. 'En van afscheid nemen word je minder in plaats van meer.' Je moet leeg worden. 'Liever dit dralen en ijsberen dan uit puur ongeduld of valse werkdrift de pen al op papier zetten(...) Want dan gaat het mis. '
'Dan komt er haastwerk in plaats van dichtwerk.'
Mijn aanwijzing is dus verkeerd? Bij een workshop kun je natuurlijk niet gaan wachten en ijsberen. Bovendien moet je geen briljante poëzie verwachten. Hoogstens komen er aardige regels uit. (En inderdaad, na afloop van het schrijven van een klas, loop ik rond, lees steeds weer een aantal verrassende teksten, soms heel nadenkelijk, soms lichtelijk filosofisch, soms mooie observaties, aardige taalvondsten. Soms is het een mooi beschouwinkje, maar geen gedicht. Dat zeg ik ook en ze begrijpen het.)
Henk van der Waal zegt: 'Dichten mag dan een kunst zijn, het is geen kunstje. Dat dichten een kunst is, betekent juis dat je uiteindelijk geen macht hebt over datgene wat er op papier komt en dat passiviteit een grotere rol speelt dan activiteit.'
In een workshop ben je dus bezig met een kunstje, maar misschien worden sommige leerlingen daardoor aangezet tot het zich bezighouden met kunst.

De voorspelbaarheid van het nieuws

De voorspelbaarheid van het nieuws


De ontkenning van een pater-bestuurder over misbruik van pupillen. PvdA en VVD eisen een onafhankelijk onderzoek; het CDA wil het kerkelijk onderzoek afwachten. De CDA'ers hopen dat er nog een gaatje kan worden gevonden om te ontkennen of te zeggen dat het wel meeviel. Net als bij Zalm die van de nieuwe CDA-minister van financiën niet hoeft op te stappen. De toezichthouder AFM vond dat Zalm te kort schoot als financieel directeur van de DSB Bank. De Nederlandse Bank geeft Zalm het voordeel van de twijfel.
Karidzic geeft de moslims de schuld van de oorlog in Bosnië: de Serven moesten wel een heilige oorlog voeren. En er zijn geen 8000 moslims vermoord in Srebenica, maar een paar duizend.
In Iran wordt de laatste kritische krant verboden omdat deze 'de grenzen van de pers' had overschreden, aldus het regeringsgetrouwe persbureau ISNA.
De hufters Fokke en Sukke, gekleed als priesters, vragen met opgewonden gezichten en geslachten of het oude slachtoffer nog één maal heel precies wil vertellen 'wat u allemaal moest doen bij de pater.'
De meneer van de PVV noemt de PvdA de Partij voor de Arabieren; hij begint te lijken op Dr. van Swieten uit de strip Singles op zijn oudejaarsconference; al die zouteloze grappen - de zaal stroomt leeg. (Het duurt nog even, maar dat gaat gebeuren.) Kusters (NVU) met een smal snorretje op zijn bovenlip gaf zijn dochters mooie Germaanse namen. Hij wil geen moskee meer laten bouwen en de moslimkinderen moet met alle blonde kinderen elke morgen het volkslied zingen en hij vraagt fel: 'Wat is daar mis mee?'
De algemeen directeur van de Italiaanse publieke omroep, aangesteld door Berlusconi, wil geen kritische actualiteitenprogramma's meer uitzenden in de aanloop van regionale verkiezingen. In Nederland moet Nova verdwijnen. Op radio vier babbelt Annette van Tricht korte muziekjes aan elkaar. Ze praat met de actrice die Tirza speelt en zegt: 'Ben je zowaar op een deftige zender' en eindigt als een tante met de woorden: 'Zet 'm op meid!' 'Fantastisch!!!' zou Erica Terpstra zeggen.

Zelfgekozen dood?

Zelfgekozen dood?


'Denkend aan de dood kan ik niet slapen, 
En niet slapend denk ik aan de dood, ', aldus J.C.Bloem, een wonderlijke tautologie. Betekent de tweede regel dat de ik altijd denkt aan de dood? Hoe denkt hij over de zelfgekozen dood? En hoe over een wettelijke regeling met deskundigen die bepalen of iemands doodswens, na zijn zeventigste (waarom niet na zijn zestigste of na zijn twintigste) gerechtvaardigd is? Het lijkt me een enge regeling en ik zou me niet graag aan zulke deskundigen willen overleveren. Zonder regeling is het verstrekken van gewenste middelen misschien nog enger, vanwege het mogelijke misbruik en vanwege een tijdelijke vertwijfeling. Dan toch maar de trein, de zee of de plastic zak? Wat doe je de nabestaanden aan? Ik wil anderen niet verbieden een einde te maken aan hun leven, om welke reden dan ook. Een kliniek inrichten waar je op een zachte manier kunt sterven, na een verplichte rustdag en na gesprekken met geestelijke verzorgers naar eigen keus, die proberen je zekerheid te geven omtrent je doodswens, zou een humane maatregel zijn.
Maar nu de vraag: wil ik dat zelf? Er lijkt een soort logica te zitten in het feit dat ik niet gevraagd heb om te leven en dus zou ik ook geen beschikking hebben over mijn levenseinde. Het leven is me geschonken. ( Iemand kan zeggen: nee, het is me opgedrongen.)
Ben ik religieus als ik denk dat ik moet accepteren dat ik geen zeggenschap heb over mijn leven?
Ik schreef ooit:
Dood
Ik zal mijn dood niet zien
in de laatste seconde
als mijn lichaam neerblijft.
Ik zal niet weten hoe kracht

van het liggen naar
het dromen wegdrijft.
Ik zal niet zijn die ik was
als dood mij leegdroomt

en tot de laatste leden stijft.
Maar dit verwart mij het meest:
het oog dat nu leest, zag
nooit de hand die nu schrijft.
=
Maar dat gaat over de verwarring van het er niet meer zijn, waaraan ik nu kan denken. Toch heeft het ook te maken met het raadsel van leven en dood, dat groter is dan ik kan begrijpen. Het lijkt voor mij iets onbeschaamds te hebben, getuigen van een ongepaste hoogmoed in te grijpen in dat grotere. Ik kan mij vinden in het slotgedicht van Hans Faverey:
Zonder begeerte, zonder hoop
op beloning, ook niet uit angst voor straf,
de roekeloze, de meedogenloze schoonheid

te fixeren waarin leegte zich meedeelt,
zich uitspreekt in het bestaande.

Laat de god die zich in mij verborgen houdt
mij willen aanhoren, mij laten uitspreken,
voor hij mij met stomheid slaat en mij
doodt waar ik bij sta, waar jij bij staat.
-
Hij moet mij met stomheid slaan, niet ikzelf.

Die Winterreise

Ook alleen?

Hans van den Boom vond het afgelopen zondag voor de radio maar een moeilijk woord, de naam Aduarderzijl en Jan Siebo Uffen plaagde hem door te zeggen dat hij als hij daar verdwaalde, in Groningen, maar moest vragen naar Auwerderziel, nog moeilijker. De domme arrogantie van de randstadjer. Het ging over 'Die Winterreise' van Wilhelm Müller, die door Jan Siebo vertaald was in het Gronings en die uitgevoerd werd in het Waarhuis in Aduarderzijl, en later ook in de Ooosterpoort in Groningen.
Ik was in het Waarhuis gisteravond en het was een prachtige avond met Stanley Hoogland achter de pianoforte en bariton Henk Smit die de liederen van Schubert met jeugdige kracht en gerijpte intensiteit zong.
Maar nu even over de vertaling;

Der Leiermann

Drüben hinterm Dorfe steht ein Leiermann,
Und mit starren Fingern dreht er, was er kann.
Barfuss auf dem Eise wankt er hin un her,
Und sein kleiner Teller bleibt ihn immer leer.
Keiner mag ihn hören, keiner sieht ihn an,
Und die Hunde knurren um den alten Mann.
Und er lässt es gehen, alles wie es will,
Dreht, und seine Leier steht ihm nimmer still.
Wunderlicher Alter, soll ich mit dit gehn?
Willst zu meinen Liedern deine Leier drehn?
=
De vertaling van Jan Siebo Uffen:

Ainzoam op de roemte
staait de liereman,
En mit stieve vingers
draait e nuveran.
Blode hozevöddels,
wupt hai om in d'snij,
En in t klaaine bakje
vaalt gain sìnterij.
Wel wil hier nou luustern,
wil hom aanzain hier?
En de honden graauweln
om de man zien lier.
En hai let hom tingeln,
t vaalt ja zo as t vaalt,
Draait, want mit zo'n liere
mag gain tied vermaald.
Wonderliek òlmaantje,
ook allain en klaain?
Wilst doe bie mien laidjes
aan de liere draaien?
==

Ook allain en klaain? Het is een vrije vertaling, maar heel effectief. Het lijkt ook te gaan over de positie van de dichter.

Kalme chaos

Kalme chaos


Een man ziet dat zijn collega eenzaam is en niet naar huis wil. Hij nodigt hem uit bij hem te komen eten. Bij hem, dat is in het huis waar zijn minnares woont. Hij heeft zijn oudere vrouw verlaten en zijn zoon raakte er van in de war. Hij bedenkt dat als het niet uitkomt hij met zijn collega en zijn vriendin in een restaurant kan gaan eten. Als hij thuis komt is de vriendin aan het strijken. Hij zegt: 'Dat hoef je niet te doen. Laat het je hulp doen', maar zij vindt het prettig om te strijken. 'Ik heb een collega meegenomen om te eten. Vind je het goed?' 'Ja, ik maak spaghettit.' 'We kunnen ook buitenshuis gaan eten. ' 'Nee, het is in orde, schenk vast wat in.' En na een tijdje komt ze de kamer binnen met een stapel gestreken overhemden. 'Wil je dit even uit het raam gooien?' 'Wat zeg je?' 'Wil je dit even in de kast leggen?'
'Je zei toch wat anders?'
'Wat zei ik dan?'
Hij herhaalt haar eerste vraag, maar zij ontkent. Hij vraagt zijn collega en die bevestigt het horen van de eerste vraag.. Dan wordt ze kwaad en het eindigt met de geruststelling dat ze haar verkeerd hebben verstaan en met een smakelijke spaghettischotel. Maar een week later vraagt hij haar het zout aan te geven en zij zegt: 'Stop het maar in je reet!' 'Wat zeg je?'
'Hier is het het zout.' 'Maar dat zei je niet.' Weer een ontkenning.
Het eindigt met het vertrek van de woedende vriendin, die zegt dat ze hem niet meer vertrouwt.
Dit is een van de eerste uitwerkingen van de 'kalme chaos' van Sandro Veronesi in zijn gelijknamige roman.
De eersre is de plotselinge dood van zijn vrouw, de moeder van zijn tienjarige dochter. Nee, de eerste is het redden van een vrouw uit zee, een vrouw die niet gered wilde worden naar het scheen en die hem in de branding steeds omlaag trok en hem diep verwondde met haar nagels.
De derde is de chaos bij de school van zijn dochter als de ouders het verkeer voor de school lam leggen. Hij besluit voortaan bij de school te wachten, de hele dag, tot zijn dochter weer naar buiten komt. Allerlei mensen zoeken hem op en vertellen hun verhaal. Ze zijn plotseling verraden of ze beginnen plotseling te vloeken, iets wat ze nooit hadden gedaan. Waar was de vloek toen hij nog niet geuit was? Waar was het bedrog van de vriend toen hij nog eerlijk was? Het gevaar, de chaos, is er altijd, onder de oppervlakte. De chaos is er op het moment dat hij uitbreekt.