zondag 9 januari 2011

Ankershagen

Ankershagen


In Ankerhagen woonde de kleine Schliemann met zijn zussen en broers, met vader, die een bij een dominee niet passende levenswandel had en zijn moeder, die stierf toen Heinrich negen jaar was. Hij speelde daar op het platteland met een vriendinnetje, met wie hij later zou trouwen en dan zouden ze samen de schat van Priamos uit Troje opgraven. Het huwelijk ging niet door, want toen Heinrich eenmaal geld genoeg had om haar te trouwen, stuurde hij een huwelijksaanzoek vanuit Petersburg, maar ze bleek enkele weken daarvoor getrouwd te zijn met een man uit de buurt. Heinrich bleef haar zijn levenlang brieven sturen en toen hij rijk geworden was, steunde hij haar financieel en liet na zijn dood een aanzienlijke som aan haar na, al kregen zijn zussen het tienvoudige.
Heinrich wist dus al jong wat zijn ideaal was. Hij nodigde de vriendin later uit naar Athene te komen en ook naar Troje en ze hebben elkaar daar inderdaad eindelijk weer ontmoet.

Als jongen van tien moest hij na de dood van zijn moeder bij een oom wonen, maar dat pakte goed uit. Hij ging naar het gymnasium in Neustrelitz, maar na drie maanden werd zijn vader ontslagen en kon hij het geld niet betalen voor zijn opleiding. Heinrich verhuisde naar de Realschule en mocht meteen naar klas twee. Hij was intelligent en leergierig. Hij leerde zichzelf 22 talen. Vanuit Hamburg, waar hij werkte bij een handelsfirma, zou hij naar Venezuela, maar het schip verging bij Texel. Hij kwam als schipbreukeling in Amsterdam, leerde daar snel Russisch en werd als zaakwaarnemer naar Petersburg gestuurd. Daar ontwikkelde hij zich tot een succesvol, en vermoed ik, niet al te gewetensvol zakenman. Hij werd schatrijk door handel tijdens de Krimoorlog en later in Californië met de goudhandel.

Als multimiljonair kwam de oude wens weer boven en hij werd een zeer succesvol archeoloog, kreeg eredoctoraten, maar zijn levenlang betreurde hij zijn niet-wetenschappelijke opleiding.
Bedenk dat als hij het gymnasium had voltooid en de universiteit, dan zou hij een gerespecteerd geleerde geworden zijn, maar had hij nooit het geld gekregen om Troje bloot te leggen.

In de bundel 'Vreemd lezen' staat het gedicht:

Troje

De jongens stonden midden in het museum
te luisteren naar hun mooie juf
die opgewekt vertelde over
de zogenaamde goudschat van Priamos.

Ze deed de kleine Schliemann na:
‘Maar pappa, als er zùlke muren waren
moet er nog iets te vinden zijn!’

Een kleine jongen droomde weg
en dacht: ‘Waar zal ik graven
als alle schatten al gevonden zijn?’

In Ankershagen stond ik in de jongenskamer van de pastorie en zag het uitzicht van Heinrich.
Op het grasveld voor het huis stond een groot houten paard en dat leek op de tekening van Marije Tolman bij het gedicht in de bundel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten