zondag 9 januari 2011

Broeder Beatus (uit De Feeëntrein)

Uit 'De Feeëntrein'


Ik bewonderde broeder Beatus, hield waarschijnlijk wel van hem, maar zoals je van een vader houdt, nee, meer, zoals van een moeder. Er kwam iets lichamelijks bij. Ik voelde me aangetrokken, ik wilde op schoot
Op een dag mocht ik na schooltijd helpen met het ophangen van slingers. Er was nog een klasgenoot, maar toen ik op een trap stond in mijn korte broek en me uitrekte om een slinger vast te maken aan een lamp, was hij even weg om iets te halen. Broeder Beatus stond naast mij om mij te ondersteunen. Zijn hand gleed langs mijn been. Hij streelde mij en ik vond het heel prettig en vanzelfsprekend. De broeder vond mij aardig. Pas toen zijn hand omhooggleed en bij mijn billen belandde, maakte ik een terugtrekkende beweging. Misschien liet ik alleen maar mijn bil verstijven. Broeder Beatus’ hand aarzelde, omvatte nog even een bil en gleed toen langzaam terug. Die andere jongen kwam weer binnen en vroeg iets aan de broeder. Deze liep weg van de trap en van mij en antwoordde. Ik daalde de trap af, deed nog iets in de klas, maar vroeg ook of we klaar waren. Broeder Beatus knikte. Ik groette en verdween, lichtelijk verward. Ik voelde de hand van de broeder nog om mijn bil en dacht dat zijn streling een uitverkiezing inhield. De volgende morgen leek alles net als vòòr de streling. Het feest vroeg alle aandacht en ik vergat het voorval even. Ik begreep dat ik hier niet met mijn ouders over moest praten. Later, veel later, vroeg ik me af wat er gebeurd zou zijn als ik die terugtrekkende beweging niet had gemaakt, maar een toegevende beweging. Als ik tegen die hand was gaan leunen en tegen de zwarte borst, tegen de toga met al die knoopjes. Als die jongen niet was binnengekomen. De grootste schok kwam pas toen ik me weer veel later realiseerde dat ik misschien wilde dat het doorging. Waarom verstijfde mijn bil? Welke reflex had daar opdracht toe gegeven? Nooit was mij iets op dit terrein geleerd. Nooit had ik nagedacht over zo’n streling. Waren er soms aangeboren normen, was het iets in mijn karakter, iets dat mij tot de orde riep? Laat je niet gaan? En wat had ik dan gewild dat er verder was gebeurd?

(In een volgend hoofdstuk komt de hoofdpersoon, Laurens, er nog op terug:)

Ik nam afscheid van de broeders, vooral van broeder-overste, die mij in de loop van het jaar vertrouwder was geworden.
En ik ging afscheid nemen van broeder Beatus. Hij was er nog. Hij deed vriendelijk, maar ik voelde teleurstelling dat het afscheid niet persoonlijker was, alsof hij allang afscheid hàd genomen. Hij leek meer aandacht te hebben voor die kleine, nieuwe jongens. Hij was mij toch niet vergeten? Hij wist toch nog wel wie ik was? Hoe ik naar hem keek en luisterde? (...) Hoe ik op de trap stond en omhoogreikte om de slinger op te hangen. Hoe de hand van de broeder over mijn blote dij gleed, even over een bil en hoe ik bijna tegen zijn borst was gaan hangen?
=
Interessant is hoe de jonge Laurens zich niet aangerand voelt, maar het als een uitverkiezing ervoer en toch een reactie vertoonde die een afwijzing betekende.
Bij welke jongens ging het verder? De jongens die de handeling niet durfden afwijzen, die te veel in verwarring werden gebracht, een grens lieten overschrijden, waarna ze niet terugkonden? En het ging bij andere broeders, die minder scrupules hadden, verder; zij misbruikten hun volwassen macht tegenover de jongens.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten