zondag 9 januari 2011

Oude vs. nieuwe metaforen

Oude vs. nieuwe metaforen
Waar komen we vandaan? Als we de moderne natuurkunde mogen geloven is alles begonnen vanuit een punt van oneindige dichtheid, zonder ruimte of tijd, dat uiteen is gespat en sindsdien in de oneindige ruimte uiteengaat tot het weer ineentrekt, als een eeuwige ademhaling. Nu gebruik ik al metaforen.

Het is opmerkelijk dat Beatrice aan Dante (in Paradijs XXIX) uitlegt hoe God, die zij voorstelt als een stralend Punt 'waar elk waar en elk wanneer samenvallen', alles geschapen heeft.
'Het was niet om aan haar (! sic) eigen goedheid nog iets toe te voegen (wat immers onmogelijk is), maar om de afstraling van haar schittering te kunnen laten zeggen: 'Ik besta', dat de eeuwige Liefde zich in haar tijdeloze en ruimteloze eeuwigheid door een spontane wilsdaad opende in een veelheid van nieuwe liefdes. Toch lag Zij vóór die daad niet als verlamd terneer, want toen Gods geest over deze wateren zweefde, bestond er noch een vroeger noch een later. Vorm en stof, zowel verbonden als zuiver, ontsprongen aan Gods geest zoals drie pijlen aan een driepezige boog, en kwamen tot een bestaan dat volmaakt was.
(Frans van Dooren, de vertaler, geeft in een voetnoot: 'Met de 'drie pijlen van de driepezige boog' worden de zuivere vorm (natura angelica), de zuiver materie (natura corporea) en de versmelting van die twee (natura humana) bedoeld.)
En zoals een lichtstraal in glas, amber of kristal zo sterk doorschijnt dat er geen tijdsruimte ligt tussen het moment waarop hij komt en dat waarop hij er een geheel mee vormt, zo drong die drievoudige uitstraling van God overal tegelijk en zonder onderscheid van begin of einde in zijn schepping door. Mét de wezenheden werd hun orde en structuur geschapen.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten